een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

13 juni 2012

geen verloren tijd (46)

I,360-372



Swann ziet nu overal tekenen die zijn liefdesverdriet bevestigen. In de krant staat de titel van een toneelstuk, Les Filles de Marbre. Dat herinnert hem eraan dat Mme Verdurin ooit eens tegen Odette zei: ‘Prend garde, je saurai bien te dégeler, tu n’es pas de marbre.’ (360:30-31) Toen stoorde hij zich niet aan deze lesbisch getinte toespeling, maar nu hij door de anonieme brief een inkijk heeft gekregen op Odettes verborgen bestaan, wél. Hij slaat de krantenpagina om en belandt in het nieuws over de storm die in de Manche heeft gewoed. Een van de getroffen plaatsen is Beuzeval, en – onwillekeurige herinnering! – [a]ussitôt il fit un nouveau mouvement en arrière (360:42). Beuzeval doet hem denken aan Beuzeville, voluit Beuzeville-Bréauté, en die plaats brengt Swann dan weer bij zijn vriend M. de Breauté, van wie in de anonieme brief wordt gezegd qu’il avait été l’amant d’Odette (361:6).

Met een relatie met M. de Breauté kan Swann leven, maar dat hij Odette nu moet verdenken van een lesbische omgang met Mme Verdurin, dat ligt moeilijker. Allerlei aanvankelijk onschuldige uitspraken uit het verleden komen nu in een ander daglicht te staan. Swann zweept zichzelf op en kan uiteindelijk niet anders dan, met inachtneming van de grootst mogelijke fysieke reserve (Il s’assit loin d’elle. (361:41-42)), aan Odette zelf de vraag voor te leggen: Dis-moi si c’était vrai, avec elle ou avec une autre. (362:6-7)

In de beschrijving van Odettes antwoord toont Proust zich, zoals zo vaak, een ongeëvenaarde meester van de observatie. Door zaken uit verschillende registers in een vergelijking met elkaar in verband te brengen, maakt hij haarfijn duidelijk wat hij bedoelt. Dat sorteert een heel bijzonder effect: de verschillende registers suggereren afstand, de precisie een maximale nabijheid. En het contrast tussen die twee prent de vergelijking zeer efficiënt in. Hier laat Proust Odette het hoofd schudden en de lippen tuiten, zoals mensen zeggen niet te zullen gaan kijken als iemand hen vraagt: ‘Viendrez-vous voir passer la cavalcade […]?’ (362:11) Cavalcade (een ‘optocht van praalwagens’) en lesbische verhouding: dat ligt behoorlijk ver uit elkaar. Maar dan ajusteert Proust: de cavalcade ligt in de toekomst, maar datgene waarvan Odette door Swann wordt verdacht, is iets dat zich in het verleden heeft afgespeeld – en daardoor worden haar getuite lippen en haar hoofdschudden onzeker, om niet te zeggen ongeloofwaardig. Swann laat niet af en vraagt Odette te zweren op haar médaille de Notre-Dame de Laghet (362:28-29) waarop zij, zoals hij weet, nooit meineed zou plegen. Hij drijft daarmee Odette tot het uiterste en zij, meer om er van af te zijn, geeft toe dat het ooit, il y a tres longtemps, wel eens gebeurd is, peut-être deux ou trois fois (363:16-17).

Dat is voor Swann min of meer – hoe vreemd dat ons nu, vroeg in de 21ste eeuw, nu we toch iets toleranter zijn geworden – de doodsteek voor zijn relatie. Hij realiseert zich nog dat die woorden ‘deux ou trois fois’ (363:24) niet meer dan woorden zijn, maar ze kunnen desalniettemin hartverscheurend zijn, dat is: in staat het hart te verscheuren comme s’ils le touchaient véritablement (363:26-27); het zijn ziekmakende, vergiftigende woorden. Hier haalt Proust, om het beoogde effect nog te verhevigen en tegelijk de constructie van zijn roman nog hechter te maken, nog een truc uit zijn doos: hij laat Swann [i]nvolontairement (363:28) denken aan de tables tournantes (353:14-15), en dus impliciet aan de heftigheid van het contrast tussen de verheven gevoelens die hij had gehad bij de beluistering van de muziek en de platvloersheid van Mme de Monterienders opmerking, die hem in geen tijd, en niet zonder pijn, terug op de grond had gebracht.

En toch kan Swann Odette niet vervloeken omwille van de pijn die ze hem aandoet. Integendeel, het heeft er alle schijn van dat ze hem nog dierbaarder wordt, naarmate ze hem meer kwetst. Ziedaar de bizarre economie van de liefde! ‘Twee of drie keer’, dat is al meer dan genoeg! Nu moet Swann erover waken dat het geen vier of vijf  keer wordt! Pour cela il lui fallait veiller sur Odette. (364:5-6) Swann wordt heen en weer geslingerd tussen zijn jaloezie en deze door de pijn versterkte verliefdheid. Maar het is de jaloezie die het wint en die hem nog meer vragen doet stellen, vragen die hem naar sa perte (365:7; ‘zijn ondergang’) zullen voeren.

Swann begint namen te vragen: met wie heeft Odette die onnoemelijke schanddaden begaan? En wanneer? Was het nadat hij en Odette elkaar frequenteerden? En waar is het gebeurd? Swann voert aan dat de kwelling voor hem lichter te dragen wordt als hij zich een voorstelling kan vormen van de feiten.

Odette antwoordt, luchtig. Het was inderdaad toen zij al een relatie had met Swann. Zij vertelt het toch, om van zijn lastige vragen af te zijn – maar misschien ook uit kwaadaardigheid, ze weet ongetwijfeld zeer goed hoe diep ze Swann treft. Wat het geval is: een avond waarvan hij dacht dat ze prima was verlopen, blijkt in werkelijkheid bij zijn geliefde tot vuige genoegens te hebben geleid waar hij geen weet van had. Ce second coup porté à Swann était plus atroce encore que le premier. (366:11-12) Hij neemt zichzelf in bescherming en vraagt niet verder.

Maar dan begint Odette zelf details te onthullen. Ongevraagd en zich ook onbewust van het feit dat zij in haar ontucht bijzonder ver is komen te staan van wat wie niet ontuchtig is ‘normaal’ vindt. Want zo gaat het met wie zich aan de ontucht begeeft: hij, of zij, n’a pas de controle pour se rendre compte combien [ses vices], dont la croissance continue est insensible pour lui-même, l’entraînent peu à peu loin des façons de vivre normales (369:15-18). En Odette vertelt schier achteloos dingen die zij intussen als ‘normaal’ is beginnen te beschouwen, maar die bij Swann de grond onder de voeten wegslaan. Zijn ziel wordt erdoor ‘vergiftigd’. Dat hele verleden dat hij met Odette deelde in de waan dat haar relatie met hem volledig zuiver was, blijkt bezoedeld. En: Odette n’avait pas conscience du mal qu’elle faisait à Swann. (370:42-43) Maar het vermoeden dat nu rijst, dat achter elk klein excuus voor laattijdigheid – en er zijn er nogal wat geweest – mogelijk een intimiteit met een ander schuilt, doet geen afbreuk aan Swanns liefde. En hij blijft ingaan op haar plotse opwellingen van seksueel verlangen.

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*