een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

08 september 2017

geen verloren tijd (118)



II:58-67

Daartoe aangezet door de onverhoopte blijk van sympathie die hij van haar in de schouwburg mocht ontvangen, vat Marcel nu elke ochtend post op de hoek van de straat om een blik van de Mme de Guermantes op te vangen wijl zij haar ochtendwandeling maakt. Daarmee zet hij een al oudere gewoonte gewoon voort: hij verlaat al enige tijd dagelijks het pand om passerende meisjes te spotten. Baat het niet, het schaadt ook niet: la terre me paraissait plus agréable à habiter, la vie plus intéressante à parcourir, depuis que je voyais que les rues de Paris, commes les routes de Balbec, étaient fleuris de ces beautés inconnues que j’avais si souvent cherché à faire surgir des bois de Méséglise, et dont chacune excitait un désir voluptueux qu’elle seule semblait capable d’assouvir (59:35-41).

In dit fragment komt heel wat samen. Erotiek maakt het leven aangenamer en – vooral! – interessanter. Proust herinnert ons ook aan de jeunes filles en fleur van Balbec door te stellen dat de straten van Parijs evenzeer bebloesemd zijn met ongekende schoonheden. Maar ook Méséglise, waar de bloeiende meidoornhagen evenzeer met erotisch betekenissen beladen waren, wordt hier opgerakeld (zie – onder meer – aflevering 15). Elk van die ongekende schoonheden is in staat om een wellustig verlangen op te roepen dat enkel door haar kan worden gestild. Het is duidelijk: de jonge Marcel trekt niet alleen uit esthetische overwegingen het huis uit, hij bereidt zich voor op een ánder leven. Wanneer hij de meisjes in de straten van Parijs ziet passeren en zelfs even volgt, houdt hij dan ook zijn hand op zijn hart, mon coeur qui s’élançait déjà vers une vie étrangère (59:27).

Déjà!

Marcel hoopt ook Mme de Guermantes op deze manier tegen het lijf te lopen want hij is haar vurige blik in de Opéra niet vergeten. Die blik heeft hem, zolang de herinnering eraan levendig was, aan het fantaseren gezet. Hij heeft Mme de Guermantes een plaats gegeven in de rij fantasiebeelden die hem zijn ingegeven door zijn ervaringen met Albertine, Gisèle en Gilberte. Ja, op den duur hevelde hij alle verliefde gedachten die hij aan die eerdere vlammen heeft gewijd op haar persoon over. Maar de herinnering aan de opgevangen vurige Opéra-blik vervaagt snel, en er ontstaat un écart, d’ailleurs toujours différent, entre ce que j’avais imaginé et ce que je voyais (61:8-10). Hij ziet telkens hij haar op straat ziet iets anders in het gelaat van de prinses: de ene keer rode vlekken, de andere keer de trekken van een Egyptische godheid, en dan weer de kop van een gier! Maar Marcel blijft wel door al deze verschillen heen de ‘essentie’ van Mme de Guermantes ‘zien’.

We komen zo meteen op de écart tussen feiten en waarneming terug.

Marcel krijgt Mme de Guermantes niet elke dag te zien. Of soms alsnog wanneer hij het na lang vruchteloos uitkijken niet meer verwachtte. Dat zijn uiteraard de meest intense ontmoetingen.
Françoise, die Marcel telkens helpt bij zijn toilet voor zijn sorties matinales (63:29-30), laat blijken dat ze het maar niets vindt dat hij zo achter Mme de Guermantes aanzit. En Marcel weet dat zij over het vermogen beschikt om te weten wat onaangenaam voor hem dreigt te worden, un pouvoir dont la nature m’est toujours restée obscure (63:36). Dat vermogen heeft te maken met een gezond plattelandsverstand, dat ze naar de stad heeft meegenomen en dat daar, ondanks het feit dat het toch enigszins is beïnvloed door de geplogenheden van stedelijke bedienden, vrijwel intact is gebleven. Françoises inschatting van Marcel vernederingen of successen is altijd onfeilbaar gebleken. Ook wanneer hij zijn gevoelens voor haar probeert te verbergen of anders voor te stellen dan ze zijn, geldt: elle savait la vérité (65:33). En de waarheid, zo leert Marcel van haar, n’a pas besoin d’être dite pour être manifesté (66:14-15); de waarheid manifesteert zich meer dan met woorden met lichaamstaal.

(In een parenthese bij de opmerking dat Marcel dit van Françoise heeft geleerd, verwijst Proust naar les derniers volumes de cet ouvrage (66:13) omdat daar zal blijken dat hij die waarheid (namelijk dat de waarheid zich niet noodzakelijk via woorden openbaart) pas zal begrijpen nadat hij haar nogmaals heeft ondervonden, maar dan op een pijnlijkere manier.)

Ik zei daarnet dat we nog iets over de écart tussen waarneming en feiten zouden moeten zeggen. Daar is het nu het moment voor want Proust lost iets over het feit dat Marcels relatie met Françoise ook niet zo eenduidig is als hij het denkt en wellicht ook wenst. Via Jupien, die, zoals we ons nog herinneren, door Marcel hoog wordt ingeschat omwille van zijn ‘uitzonderlijke intelligentie (…) van een zo natuurlijke literaire inslag als ik zelden ben tegengekomen’ (zie aflevering 114), verneemt Marcel dat Françoise helemaal niet zo positief over hem oordeelt als zij tegenover hem laat uitschijnen. Dit plotselinge inzicht in het feit dat de dingen – en zeker de mensen – zijn wat ze zijn afhankelijk van het perspectief van waaruit je ze bekijkt, en dat dit principe niet enkel geldt voor le monde physique (67:5), treft Marcel als iets angstaanjagends. Het zet hem aan het denken. En était-il ainsi dans tous les rapports sociaux ? Et jusqu’à quel désespoir cela pourrait-il me mener un jour, s’il en était de même dans l’amour ? Dat zijn pertinente vragen. Proust beantwoordt ze niet door nog eens vooruit te wijzen naar wat nog komen moet: C’était le secret de l’avenir (67:18-21).

Voorlopig besluit hij dat onze kennis van de medemens nooit betrouwbaar is; voortaan moet Marcel leven met het besef qu’une personne n’est pas, comme j’avais cru, claire et immobile devant nous avec ses qualités, ses défauts, ses projets, ses intentions à notre égard (…), mais est une ombre où nous ne pouvons jamais pénétrer, pour laquelle il n’existe pas de connaissance directe (67:29-35).  

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*