een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

23 mei 2012

geen verloren tijd (38)

I, 289-297

De Verdurin-kring levert voor Odette en Swann niet langer de gelegenheid om elkaar te zien, maar vormt nu een beletsel. Swann kan Odette niet beletten om, op uitnodiging van de Verdurins, naar tweederangsspektakels te gaan kijken die niet beantwoorden aan zijn hoge esthetische standaarden. Wanneer Odette door de Verdurins is gevraagd om mee te gaan à l’Opéra-Comique voir Une Nuit de Cléopâtre (289:30-31), leest Swann al in Odettes ogen haar vrees dat hij haar zal vragen om niet mee te gaan. Maar hij kan niet kwaad zijn, overweegt hij, als hij ziet hoeveel plezier ze aan dat minderwaardige toneel beleeft. Blijkbaar heeft hij haar niet kunnen omturnen tot een cultuurmens met voldoende smaak om te begrijpen dat Victor Massé een minderwaardig dramaturg is. Als zij aan dat plezier niet verzaakt, lijkt ze in zijn ogen minderwaardig, dan is ze niet meer dan un poisson sans mémoire et sans réflexion qui, tant qu’il vivra dans son aquarium, se heurtera cent fois par jour contre le vitrage qu’il continuera à prendre pour de l’eau (290:32-35).

Odette houdt geen rekening met de inhoud van Swanns betoog, dat veel gewrongener is dan hier weergegeven (– zodanig gewrongen dat ik het nauwelijks kan ontwarren). Het enige wat haar interesseert is dat het feit dat hij inzit met haar esthetische voorkeuren, bewijst dat hij nog steeds verliefd is op haar.

Bij een andere gelegenheid zegt hij haar dat als er iets was, meer dan wat anders ook, dat zou maken dat hij haar niet meer graag zou zien, dat dat dan zou zijn qu’elle ne voulût pas renoncer à mentir (291:20-21).

Ondertussen is Odette fysiek minder fraai geworden – maar ook dat verhindert niet dat Swann verliefd op haar blijft. Zelfs integendeel!

Sommige uitstapjes van de Verdurins duren meerdere dagen: dan gaan ze architecturale bezienswaardigheden bekijken in Beauvais, of in Pierrefonds. (Proust neemt even de gelegenheid te baat om zijn afkeer uit te spreken over de door Viollet-le-Duc geleide restauraties van middeleeuwse gebouwen.) En dan moet Swann heel erg vechten tegen de verleiding om de trein te nemen en als het ware toevallig op die plaatsen op te duiken. Als dekmantel gebruikt hij de marquis de Forestelle, die hem moet vergezellen en het voor Odette moet verhullen dat hij daar enkel en alleen is om haar te ontmoeten. De markies is zeer verwonderd dat Swann voor het eerst in vijftien jaar nog eens iets van zich laat horen. Maar op het laatste moment verandert Swann toch van gedacht: hij en de markies zullen dan toch niet samen naar Pierrefonds gaan. Odette zou hem een geënsceneerde toevallige ontmoeting zwaar aanrekenen met een vermindering van haar liefde voor hem. En dan neemt Swann er vrede mee haar thuiskomst tot laat in de nacht te verbeiden, niet wetende dat ze al in de namiddag is thuisgekomen en er eenvoudigweg niet aan heeft gedacht hem daarvan op de hoogte te brengen: elle n’avait même pas pensé à lui (295:30). En uitgerekend die onachtzaamheid bindt hem nog meer aan haar que toute sa coquetterie (295:33).

Swann brengt hele dagen in liefdesleed door. Het is voor hem niet zoals voor de kleine Marcel vele jaren later in Combray, die dan tenminste overdag nog gelukkig is alvorens ’s avonds door zijn niet naar boven komende moeder zoveel verdriet te worden aangedaan. Swann denkt voortdurend aan Odette en zwelgt in zijn jaloezie. Soms kan ze liegen, zonder dat hij dat wil inzien, en dan is al wie hem op haar leugens wijst in zijn ogen ongeloofwaardig. Maar als hij overtuigd is dat ze de waarheid niet spreekt, is het voor haar volstrekt onmogelijk om hem van het tegendeel te bewijzen, ook al spreekt ze voor een keer wel de waarheid.

Swann is zo jaloers dat elke naam die zij noemt in zijn geest voor een minnaar staat. Een keer heeft hij zelfs une agence de renseignements (297:8-9) ingeschakeld, maar daardoor kwam hij enkel aan de weet dat een in zijn ogen verdachte, door Odette genoemde persoon, in werkelijkheid un oncle d’Odette mort depuis vingt ans (297:12) was.

Alles wat Swann doet en laat staat in het teken van Odette. Zo frequenteert hij een bepaald restaurant niet omwille van de keuken maar omdat het dezelfde naam draagt als de straat waar Odette woont: dat is une de ces raisons, à la fois mystiques et saugrenues (‘dwaas’) qu’on appelle romanesques (296:18-19).

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*