een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

20 maart 2017

geen verloren tijd (111)


I:932-942

In de overtuiging dat Albertine bereid is hem met het oog op intieme genoegdoeningen op haar kamer te ontvangen, is Marcel, begrijpelijkerwijs, niet te stuiten. In een werveling (torrent des sensations (933:11)) met zelfs kosmische allures, waarbij hij de energie van het hele leven in zich voelt zinderen en waarbij vergeleken het vrouwelijke trekken toegedichte landschap rondom (les seins bombés des premières falaises de Maineville (933:17-18)) maar een erg tijdelijk decor lijkt en het hele universum maar een stofje, stormt hij Albertines kamer binnen en werpt zich op haar, vast van plan zich l’odeur, le goût, qu’avait ce fruit rose inconnu (934:12-13) toe te eigenen. Maar Albertine heeft het zo niet begrepen en trekt aan de bel die het hotelpersoneel moet alarmeren, en ze doet dat de toutes ces forces (934:14).

Donderslag. Witregel. Adempauze. Nabeschouwing.

J’avais cru que l’amour que j’avais pour Albertine n’était pas fondé sur l’espoir de la possession physique (934:15-16), overweegt Marcel wanneer hij tot bedaren is gekomen. Maar dat is helaas maar al te niet waar. Nu Marcel zijn ‘blauwtje’ (échec (935:3)) heeft opgelopen, moet hij voor zichzelf toegeven dat er niets overblijft van zijn verlangen om alles van Albertine te weten te komen: over haar kindertijd, over haar interesse voor sport, over wat ze denkt over dit of dat, enzovoort. Mes rêves l’abandonnèrent dès qu’ils cessèrent d’être alimentés par l’espoir d’une possession dont je les avais crus indépendants. (934:35-37) Het gevolg hiervan is natuurlijk dat Marcels erotische belangstelling nu weer naar Andrée kan uitgaan.

Marcel kan gelukkig rekenen op Albertines discretie: ze bazuint niet uit wat hij haar ei zo na heeft aangedaan. Wat ze gemakkelijk had kunnen doen, maar zo is Albertine niet.

Om dit laatste duidelijk te maken, om duidelijk te maken welk soort meisje Albertine dan wel is, en hoe ze zich, via haar moeder en de moeders van haar vriendinnen, verhoudt ten opzicht van haar omgeving, heeft Proust een paar bladzijden nodig.

Albertine is erg fijngevoelig. Zo zou ze nooit, om haar tante een plezier te doen en op haar tantes vraag, haar tante kunnen vergezellen naar een weinig aanlokkelijke receptie, zonder de gastheren daar wijs te maken dat ze eigenlijk voor hén was gekomen, en dat ze daartoe aan haar tante had gevraagd om mee te mógen. Ze volgt daarbij, merkt Proust cynisch op, het principe de l’utilisation multiple d’une seule action (938:31) ofte le système des fins multiples (939:34) – wij zouden zeggen: ze vangt meerdere vliegen in één klap. Dit mechanisme van de meervoudige doelstellingen, wat in bepaalde gevallen tot tegenstrijdigheden aanleiding geeft en om die reden hypocrisie noodzaakt, komt natuurlijk vaker voor, en Proust kondigt in een zeldzame autoreferentiële parenthese aan: La suite du récit fera, beaucoup plus loin, mieux comprendre ce genre de contradictions (939:12-13). Proust beperkt zich hier tot een voorbeeld, emprunté à un ordre de fait stout différents (939:14-15): dat van een man die van een onverwacht bezoek vanuit zijn garnizoenstad aan Parijs gebruik maakt om, ondanks het feit dat hij daar eigenlijk met zijn minnares is, toch eventjes bij zijn half op de hoogte zijnde echtgenote aan te lopen. Proust dwaalt nu zelfs nog verder af, door te stellen dat iemand die wel heel bedreven is in het met één klap meerdere vliegen vangen M. de Norpois is, die schijnbaar behulpzaam voor zijn vrienden in werkelijkheid eropuit is zijn eigen aanzien te verhogen – iets waarvan trouwens Marcels goedgelovige vader het slachtoffer is: souvent au ministère, il se servit de mon père, lequel était assez naïf, en lui faisant croire qu’il le servait (940:14-16). Maar we zijn daarmee ver afgedwaald – terug naar Albertine!

Albertine is niet van zo goeden huize als bijvoorbeeld Andrée. Maar ze heeft dus wel een natuurlijk charisma als kapitaal, waarmee ze overal binnengeraakt – waardoor ze dan weer bij de moeders van Rosemonde en Andrée, die wel rijker zijn maar minder aanzien genieten, in de statusrangorde stijgt. En dus heeft ze geen roddels nodig om zichzelf aanzien aan te meten – vandaar dat ze Marcels onbehouwen optreden níet op de keien gooit: Plaisant plus qu’elle ne voulait et n’ayant pas besoin de claironner ses succès, Albertine garda le silence sur la scène qu’elle avait eue avec moi auprès de son lit (940:17:19).

Maar daarmee weet Marcel nog niet wat de verklaring is van Albertines onverwachte en bruuske weigering de se laisser embrasser et prendre par moi (940:25; ‘kussen en nemen’ (!)). Heeft hij haar dan zo verkeerd ingeschat, op basis van eerdere waarnemingen van haar door hem als nogal lichtzinnig geïnterpreteerde attitude? Of vreesde ze in laatste instantie door iets onaangenaams van fysieke aard te worden aangetast of – ’t is ook mogelijk – zelf iets onaangenaams over te brengen, par exemple une odeur désagréable qu’elle aurait cru avoir sur elle et par laquelle elle eût craint de me déplaire (941:3-5)?

De vraag blijft onopgelost. Albertine probeert Marcel te troosten met un petit crayon d’or (941:11), maar dat vermag Marcel niet te sussen: hij had liever die kus gekregen: « Cela m’aurait rendu si heureux! » (941:24) Maar hij beseft dat hij dreigt zijn vriendin op die manier opnieuw een lichtzinnigheid aan te wrijven die zij niet heeft. Albertine reageert nobel. Ze zegt dat ze hem wel erg graag moet zien om hem toch te kunnen vergeven en, ten andere: « Avouez que c’est Andrée qui vous plaît. » (942:15-16) Zij kan hem trouwens geen ongelijk geven want: « elle est beaucoup plus gentille que moi, et elle, elle est ravissante ! » En ze voegt er nog deze vroegrijpe verzuchting aan toe: « Ah ! les hommes ! » (942:16-18)

Deze nobele houding van Albertine doet bij Marcel diepe gevoelens van vriendschap opwellen, un noyau moral [‘kern van degelijkheid’] qui devait toujours subsister au milieu de mon amour pour Albertine (942:24-25). Het is een embryon d’estime morale, d’amitié (942:28-29), die voorlopig rust en onschuldig is maar die later, bijna zoals een kwaadaardig gezwel dat na lang sluimeren alsnog openbarst, de grandes et fâcheuses conséquences (942:21-22) kan hebben.

13 maart 2017

geen verloren tijd (110)




I:922-932

Samen met Andrée op weg naar Les Creuniers zingt Marcel de lof van Albertine. Hij hoopt dat Andrée, wier fijngevoeligheid hij hoog inschat, het nodige zal doen om de relatie tussen hemzelf en Albertine te helpen bewerkstelligen. Maar, zo overweegt Marcel, misschien wekt Andrée alleen maar de schijn fijngevoelig en tactvol te zijn – een tact die zich bijvoorbeeld uit in haar onwil om het kwaads dat over hem wordt gezegd voor hem te verzwijgen. Misschien heeft zij niet écht een goede inborst, waardoor zijn verliefde bespiegelingen bij haar une colère opwekken, bien cachée d’ailleurs, et contre laquelle par délicatesse elle luttait peut-être elle-même (923:26-29).

De aanblik van Les Creuniers doet Marcel niets. Hij verwijlt met zijn gedachten nog te zeer bij de ontnuchtering is die hij bij het spelletje ‘furet’ heeft ondervonden.

Marcel is na de tête-à-tête met Andrée zeker van zijn stuk: Je savais maintenant que j’aimais Albertine (925:19). Alles, bijvoorbeeld zijn kamer, bekijkt hij nu door haar ogen en alles krijgt over zich de glans van zijn liefde voor haar. Maar, zo voegt hij er aan toe, ma conception de l’amour était devenue différente (925:22-23). Het gevoel verliefd te zijn vindt hij nu belangrijker dan er gevolg aan te geven en over te gaan tot een liefdesverklaring. Het plaisir subjectif is in zijn ogen, of naar zijn gevoel, belangrijker dan de réalité extérieure (925:28) – en het komt hem voor dat het dit ‘subjectief genot’ ten goede zal komen als hij Albertine niet op de hoogte brengt van zijn gevoelens voor haar. Tot zolang kan zij genieten, denkt Marcel, van ce vague délicieux, riche de surprises attendues, qui est le romanesque (927:8-9) of, in de vertaling: ‘dat verrukkelijke onbestemde (…), rijk aan verwachte verrassingen, van een romantisch avontuur’. Verwachte verrassingen… Tiens tiens. Wat steekt daar allemaal achter? De verwachte verrassingen van een romantisch avontuur… Zegt dit iets over ons verslingerd zijn aan lectuur, ook al kénnen wij eigenlijk vaak al op voorhand de afloop van die enkele verhalen waartoe het hele menselijke reilen en zeilen te herleiden valt?

De nieuwe opvatting over de liefde, als zou de droom belangrijker zijn dan de implementatie, is de reden waarom Marcel in de eerstvolgende week Albertine niet opzoekt. Integendeel: Je faisais semblant de préférer Andrée (927:11). De aanvangsfase van de liefde wordt op die manier een wreed spel van veinzerijen en schijnbewegingen, zeker als een derde, niet-neutrale partij, in dat spel wordt betrokken. (Andrée is niet-neutraal omdat ze zelf niet ongevoelig is voor Marcels charmes.) Dat spel is een pijnbank waarop het gelijktijdige verlangen om nabij te zijn en de wil om een afstand te bewaren omdat je weet dat die afstand noodzakelijk is om de begeerte aan te zwengelen, wordt aangeschroefd tot een schier onhoudbare spanning die het onderscheid tussen waarheid en leugen zwaar op de proef stelt. Zo maakt Marcel Andrée wijs dat hij Mme Bontemps, de tante van Albertine met wie hij, via Elstir, kennis wil maken om zo dichter tot bij Albertine te kunnen komen, maar een espèce de folle vindt (928:21).

Van een volgende scène zijn behalve Andrée en Marcel ook Octave en Albertine de protagonisten. Albertine vervoegt zich diabolo spelend bij het gezelschap. Zij meent te weten dat Mme de Villeparisis een verzoek heeft gericht aan de burgemeester om het diabolo spelen te laten verbieden omdat ze er een tegen haar gezicht gekregen. Volgens Andrée is Madame de Cambremer hetzelfde overkomen, maar zij heeft geen klacht ingediend omdat zij haar lot van door een diabolo getroffene draagt met de waardigheid van een ware aristocrate, une femme du monde, terwijl Mme de Villeparisis une arriviste (930:40-41) is.

Exeunt Andrée en Octave. Albertine maakt van dit onverwachte en wellicht onverhoopte alleen-zijn gebruik om Marcel te laten weten dat ze een haarlok speciaal voor hem draagt op de wijze waarop ze hem draagt. Niemand weet dat, dus kan gesteld worden – zo overweegt Marcel – dat die haartooi avait pour but, caché à tous, de me plaire (932:3-4). Marcel ziet hoe, door deze bekentenis, Albertines wangen, qui souvent paraissaient pâles (931:6), étaient arrosées d’un sang clair qui les illuminait (931:7). Het hek gaat helemaal van de dam wanneer Albertine laat weten dat ze deze avond in Marcels hotel komt logeren omdat ze ’s morgens vroeg naar haar tante, Mme Bontemps, vertrekt. Marcel kan, wat haar betreft, de avond op haar kamer komen doorbrengen.

Marcel kan zijn geluk niet op. Het hele hotel, tot nu toe een verzameling van stomme voorwerpen, wordt een uitbundig het nakende genot uitzingende samenzwering. Onze jonge vriend wordt bekropen door un sentiment inconnu de toute-puissance, et d’entrer enfin dans un héritage qui m’eût de tout temps appartenu: hij staat op het punt ‘eindelijk’ een erfenis in ontvangst te nemen waarop hij altijd al aanspraak heeft kunnen maken, ‘die [hem] van oudsher toekwam’. Ah ja?, op grond waarvan?

geen verloren tijd


*