II:58-67
Daartoe aangezet door de onverhoopte blijk van
sympathie die hij van haar in de schouwburg mocht ontvangen, vat Marcel nu elke
ochtend post op de hoek van de straat om een blik van de Mme de Guermantes op
te vangen wijl zij haar ochtendwandeling maakt. Daarmee zet hij een al oudere
gewoonte gewoon voort: hij verlaat al enige tijd dagelijks het pand om
passerende meisjes te spotten. Baat het niet, het schaadt ook niet: la terre me paraissait plus agréable à
habiter, la vie plus intéressante à parcourir, depuis que je voyais que les
rues de Paris, commes les routes de Balbec, étaient fleuris de ces beautés
inconnues que j’avais si souvent cherché à faire surgir des bois de Méséglise,
et dont chacune excitait un désir voluptueux qu’elle seule semblait capable d’assouvir
(59:35-41).
In dit fragment komt heel wat samen. Erotiek maakt het
leven aangenamer en – vooral! – interessanter. Proust herinnert ons ook aan de jeunes filles en fleur van Balbec door
te stellen dat de straten van Parijs evenzeer bebloesemd zijn met ongekende
schoonheden. Maar ook Méséglise, waar de bloeiende meidoornhagen evenzeer met
erotisch betekenissen beladen waren, wordt hier opgerakeld (zie – onder meer –
aflevering 15). Elk van die ongekende schoonheden is in staat om een wellustig
verlangen op te roepen dat enkel door haar kan worden gestild. Het is
duidelijk: de jonge Marcel trekt niet alleen uit esthetische overwegingen het
huis uit, hij bereidt zich voor op een ánder leven. Wanneer hij de meisjes in
de straten van Parijs ziet passeren en zelfs even volgt, houdt hij dan ook zijn
hand op zijn hart, mon coeur qui s’élançait
déjà vers une vie étrangère (59:27).
Déjà!
Marcel hoopt ook Mme de Guermantes op deze manier tegen
het lijf te lopen want hij is haar vurige blik in de Opéra niet vergeten. Die
blik heeft hem, zolang de herinnering eraan levendig was, aan het fantaseren
gezet. Hij heeft Mme de Guermantes een plaats gegeven in de rij fantasiebeelden
die hem zijn ingegeven door zijn ervaringen met Albertine, Gisèle en Gilberte.
Ja, op den duur hevelde hij alle verliefde gedachten die hij aan die eerdere
vlammen heeft gewijd op haar persoon over. Maar de herinnering aan de
opgevangen vurige Opéra-blik vervaagt snel, en er ontstaat un écart, d’ailleurs toujours différent, entre ce que j’avais imaginé
et ce que je voyais (61:8-10). Hij ziet telkens hij haar op straat ziet iets
anders in het gelaat van de prinses: de ene keer rode vlekken, de andere keer
de trekken van een Egyptische godheid, en dan weer de kop van een gier! Maar
Marcel blijft wel door al deze verschillen heen de ‘essentie’ van Mme de
Guermantes ‘zien’.
We komen zo meteen op de écart tussen feiten en waarneming terug.
Marcel krijgt Mme de Guermantes niet elke dag te zien.
Of soms alsnog wanneer hij het na lang vruchteloos uitkijken niet meer verwachtte.
Dat zijn uiteraard de meest intense ontmoetingen.
Françoise, die Marcel telkens helpt bij zijn toilet
voor zijn sorties matinales (63:29-30),
laat blijken dat ze het maar niets vindt dat hij zo achter Mme de Guermantes
aanzit. En Marcel weet dat zij over het vermogen beschikt om te weten wat
onaangenaam voor hem dreigt te worden, un
pouvoir dont la nature m’est toujours restée obscure (63:36). Dat vermogen heeft
te maken met een gezond plattelandsverstand, dat ze naar de stad heeft
meegenomen en dat daar, ondanks het feit dat het toch enigszins is beïnvloed
door de geplogenheden van stedelijke bedienden, vrijwel intact is gebleven. Françoises
inschatting van Marcel vernederingen of successen is altijd onfeilbaar
gebleken. Ook wanneer hij zijn gevoelens voor haar probeert te verbergen of
anders voor te stellen dan ze zijn, geldt: elle
savait la vérité (65:33). En de waarheid, zo leert Marcel van haar, n’a pas besoin d’être dite pour être
manifesté (66:14-15); de waarheid manifesteert zich meer dan met woorden
met lichaamstaal.
(In een parenthese bij de opmerking dat Marcel dit van
Françoise heeft geleerd, verwijst Proust naar les derniers volumes de cet ouvrage (66:13) omdat daar zal blijken
dat hij die waarheid (namelijk dat de waarheid zich niet noodzakelijk via
woorden openbaart) pas zal begrijpen nadat hij haar nogmaals heeft ondervonden,
maar dan op een pijnlijkere manier.)
Ik zei daarnet dat we nog iets over de écart tussen waarneming en feiten zouden
moeten zeggen. Daar is het nu het moment voor want Proust lost iets over het
feit dat Marcels relatie met Françoise ook niet zo eenduidig is als hij het
denkt en wellicht ook wenst. Via Jupien, die, zoals we ons nog herinneren, door
Marcel hoog wordt ingeschat omwille van zijn ‘uitzonderlijke intelligentie (…)
van een zo natuurlijke literaire inslag als ik zelden ben tegengekomen’ (zie
aflevering 114), verneemt Marcel dat Françoise helemaal niet zo positief over
hem oordeelt als zij tegenover hem laat uitschijnen. Dit plotselinge inzicht in
het feit dat de dingen – en zeker de mensen – zijn wat ze zijn afhankelijk van
het perspectief van waaruit je ze bekijkt, en dat dit principe niet enkel geldt
voor le monde physique (67:5), treft
Marcel als iets angstaanjagends. Het zet hem aan het denken. En était-il ainsi dans tous les rapports
sociaux ? Et jusqu’à quel désespoir cela pourrait-il me mener un jour, s’il en
était de même dans l’amour ? Dat zijn pertinente vragen. Proust beantwoordt
ze niet door nog eens vooruit te wijzen naar wat nog komen moet: C’était le secret de l’avenir (67:18-21).
Voorlopig besluit hij dat onze kennis van de medemens
nooit betrouwbaar is; voortaan moet Marcel leven met het besef qu’une personne n’est pas, comme j’avais
cru, claire et immobile devant nous avec ses qualités, ses défauts, ses
projets, ses intentions à notre égard (…), mais est une ombre où nous ne
pouvons jamais pénétrer, pour laquelle il n’existe pas de connaissance directe (67:29-35).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten