I:651-658
Marcel mag, op doktersadvies, een slok alcohol
(un peu trop de bière ou de cognac (651:5))
tot zich nemen om de reis in alle kalmte te kunnen doorstaan. Hij neemt braaf
plaats tegenover zijn grootmoeder. Hij verwondert zich over de intens blauwe
kleur van het coupéraamgordijn, en al evenzeer over de blinkende knopen van de
conducteur. En dan, uiteindelijk, verdiept hij zich in het boek van Mme de
Sévigné, dat zijn grootmoeder hem ter lezing heeft aangeboden. Hij ontwaart in
de brieven van de edele brievenschrijfster kwaliteiten die hij straks in Balbec
ook bij de schilder Elstir zal aantreffen. Maar dat kan Marcel natuurlijk op
dat moment in de trein nog niet weten – de Verteller doorbreekt hier de
chronologie en loopt in zekere zin op de feiten vooruit. De brieven van Sévigné
vertonen, aldus Proust/Marcel/de Verteller (de instantie is onduidelijk, alsook
het tijdstip waarop de opmerking wordt gemaakt, in elk geval un peu plus tard (654:4)), een côté Dostoïevski (654:6). Hoe dan ook,
het is een belangrijke kwaliteit die Mme de Sévigné en Elstir gemeen hebben
want Proust gewaagt, met betrekking tot de invloed die hij van Elstir zou
ondergaan, van une influence (…) profonde sur ma vision des choses (653:34-35).
Grootmoeder stapt ergens halverwege uit omdat
zij aan een vriendin een bezoek wil brengen, Marcel reist alleen verder. (Van
Françoise is even geen sprake.) Marcel vindt het niet erg alleen te moeten
reizen want er is voldoende om zich mee bezig te houden: de indrukken van de
reis zijn overweldigend.
De nacht valt en Marcel weet niet of hij,
wanneer hij een moment van waken beleeft, heeft geslapen of niet. Droom en
werkelijkheid lopen opnieuw in elkaar over: een vertrouwd proustiaans
manoeuvre. Marcel ziet door het raam hoe een roze einder de zonsopgang
aankondigt. In een klein stationnetje, waar de trein kort stopt, komt een
meisje de reizigers koffie met melk aanbieden. Haar aanblik beroert Marcel
hevig: Je ressentis devant elle ce désir
de vivre qui renaît en nous chaque fois que nous prenons de nouveau conscience
de la beauté et du bonheur. (655:35-37) Waarna hij zijn ervaring – hij kan
het niet laten – meteen weer wég analyseert. (Proust omschrijft deze
geestelijke arbeid, hoe kan het ook anders, in positievere termen; hij heeft
het over l’effort qu’il faut pour
approfondir en soi-même, d’une façon générale et désinteressée, une impression
agréable (658:7-9).)
De bespiegeling waartoe de aanblik van het
meisje aanleiding geeft, is deze: wij verzuimen om in een bevallig persoon een
individuele instantiatie van de schoonheid te herkennen, gewoon als wij zijn om
die individuele instantiaties te bundelen in een abstractie, in een idee van
schoonheid. Terwijl nu net de essentie van de ervaring van schoonheid in dat
individuele, en dus tijdelijke en efemere, gelegen is. En dat individuele is
altijd, omdat het individueel is, iets nieuws, iets wat per definitie aan die
abstracties ontsnapt. De ervaring van schoonheid zou je, met andere woorden,
kunnen omschrijven als de frictie die ontstaat wanneer de abstractie (de idee)
en de concrete instantiatie van de idee tegen elkaar aanbotsen. De waarnemer
heeft altijd wat tijd nodig om zijn fout (te zeer hechten aan het abstracte) in
te zien, en dan is het alweer te laat, waardoor hij altijd niet alleen
vergenoegd (omwille van de ervaren schoonheid) maar ook gefrustreerd
achterblijft. Wat wel overblijft, is le
désir moral de ne pas laisser cet état d’excitation périr entièrement (657:24-25).
Marcel geniet in die zin van het
onrealiseerbare verlangen om altijd bij het koffie-met-melkmeisje te blijven.
Hij geniet van het feit dat haar aanblik zich met alle andere ervaringen
vermengt: de wereld ziet er voortaan ánders uit. De intense ervaring die
gepaard gaat met de aanblik van het meisje in de ochtendzon donnait une autre tonalité à ce que je
voyais, il m’introduisait comme acteur dans un univers inconnu et infiniment
plus intéressant (657:30-32). Ook hier is, net als bij Mme de Sévigné en
Elstir, sprake van une influence (…) profonde sur ma vision des choses (653:34-35).
Hier speelt ten andere ook het wegvallen van
de gewoonte een belangrijke rol: dat wegvallen vergroot de vatbaarheid voor
dergelijke onverwachte schoonheidservaringen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten