een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

21 augustus 2014

geen verloren tijd (82)



I:711-715

Evenzeer als de korenbloemen luisteren ook de mooie meisjes die op de tochtjes met Mme de Villeparisis kunnen worden gespot, het landschap op. Maar er is een verschil tussen korenbloemen en meisjes: chacune recèle quelque chose qui n’est pas dans une autre et qui empêchera que nous puissions contenter avec ses pareilles le désir qu’elle a fait naître en nous (711:25-27). Fleurig en geurig als ze kunnen zijn, de jonge meisjes zijn toch niet onderling inwisselbaar zoals korenbloemen! 
Ze beschikken over une creature unique, consciente et volontaire (712:24), een individualité (712:25) met een eigen ziel en wil. En dan werkt Proust de betekenissencluster erotiek-florale anatomie verder uit: zodra deze individualiteit au fond de son regard (712:27), hoe vluchtig ook opgevangen, zichtbaar wordt en zijn uitwerking kan uitoefenen, zoals ‘het voor de stamper al lang klaarliggend stuifmeel’, ontstaat in Marcel het verlangen om dit meisje te benaderen.

Dat is wel degelijk mogelijk want die jonge meisjes, die korenbloemenmeisjes, zijn niet onbereikbaar – wat hen oninteressant zou maken! Het tegendeel is waar, deze meisjes maken de hele wereld (l’univers (712:19)) interessanter; ze geven un goût nouveau à la vie (715:4). Marcel herinnert zich dat Bloch hem ooit zei dat zijn (Marcels) verlangen om een van de boerenmeisjes die hij op zijn eenzame wandelingen in de buurt van Méséglise zag in zijn armen te sluiten niet hersenschimmig was: toutes les filles qu’on rencontrait, villageoises ou demoiselles, étaient toutes prêtes (711:37-38; merk op dat het sociologisch onderscheid dat in de vorige pagina’s zo belangrijk was, zij het niet gespeend van hypocrisie en totentrekkerij, in eroticis volledig wegvalt!).

Maar helaas, het rijtuig van Mme de Villeparisis staat niet stil en Marcel beseft dat hij, misschien in het beste geval slechts zeer vluchtig door het meisje opgemerkt, mogelijk alweer door haar vergeten zal zijn. Hij vraagt zich wel nog af: Était-ce parce que je ne l’avais qu’entr’aperçue que je l’avais trouvée si belle? De vluchtigheid zou dus een essentieel kenmerk zijn van de erotisch/esthetische ervaring; de zijdelingse blik; de niet tot het einde gebrachte interesse. Gesublimeerde inhibitie; gecultiveerde aarzeling. De onbereikbaarheid blijkt essentieel; een volledige consumptie zou het object van het verlangen vernietigen. Men ziet hoe ver schijnbaar eenvoudige vaststellingen kunnen leiden; een hele filosofie van de erotiek wordt hier opgeroepen en ik kan mij voorstellen dat een half bataljon Franse filosofen hieraan een flinke kluif zal hebben gehad (ik zal het in een volgend leven eens verifiëren). En passant en ex contrario wordt hier natuurlijk ook iets gezegd over het onderscheid tussen erotiek en pornografie. Het onvervuld blijven scherpt de fantasie en het verlangen nog aan. En is dat niet wat Schoonheid is: la Beauté dont on serait parfois tenté de se demander si elle est en ce monde autre chose que la partie de complément qu’ajoute à une passante fragmentaire et fugitive notre imagination surexcitée par le regret (713:16-19)?

Marcel stoot op het probleem van het gebrek aan spontaniteit: te veel getheoretiseer kan de erotische interesse bekoelen. Als Bloch gelijk heeft, en de nu geïnhibeerde impulsen zullen later, door ándere objecten, wél worden ingewilligd, dan doet het er eigenlijk niet toe dat het hier en nu om dit individuele object gaat. Dat wordt vervangen door een soort abstracte instantiatie: ‘het’ aantrekkelijke meisje: peut-être, en espérant qu’un jour, plus libre, je pourrais trouver sur d’autres routes de semblables filles, je commençais déjà à fausser ce qu’a d’exclusivement individuel le désir de vivre auprès d’une femme qu’on a trouvée jolie et, du seul fait que j’admettais la possibilité de le faire naître artificiellement, j’en avais implicitement reconnu l’illusion (715:5-11). Hier wordt de duizelingwekkende ervaring aangeraakt die we allemaal onder ogen zien wanneer wij nadenken over de contingentie die onvermijdelijk de ontmoeting met onze geliefde heeft gekenmerkt of zal kenmerken.

Marcel beeldt zich in hoe hij zou teleurgesteld worden, indien hij toch zou mogen uitstappen, par quelque défaut de sa peau (713:21-22): zijn ideaalbeeld zou onvermijdelijk botsen op de altijd onvolmaakte werkelijkheid. Dat zou de mogelijkheid om tot het meisje door te dringen (en, à la limite, in haar binnen te dringen) voorgoed blokkeren. Maar goed, het probleem doet zich niet voor want Marcel kan onmogelijk het rijtuig verlaten en het plots en onverwacht opgedoken object van zijn geëxalteerde verlangen achternahollen. Toch doet er zich één keer een kans voor.

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*