een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

28 juli 2015

geen verloren tijd (88)



I:756-758

Ma grand-mère fut enchantée de M. de Charlus (756:11). Maar dat ze hem mag, kan natuurlijk niet los worden gezien van zijn status. In een vrij ingewikkelde beschouwing over de verschillende manieren waarop je tegen adel kunt aankijken, blijkt dat Marcels grootmoeder Charlus het préjugé aristocratique (756:36) vergeeft omwille van zijn intelligentie en fijngevoeligheid als mens – ook al uiten die zich in prétentions, sinon légitimes, du moins pittoresques (736:29). Dat ‘pittoreske’ mag overigens gerust als ‘extravagant’ worden begrepen. Toch zijn de voorkeuren van Charlus ingegeven door wereldse belangen, meer dan door een onvermengd schoonheidsideaal. Zo zullen quelques femmes de grande beauté et de rare culture (757:32-33) vooral omwille van hun nombreuses réminiscences d’histoire et d’art (757:58), zeg maar hun cultuurhistorische pedigree, zijn aandacht wegkapen. Met deze voorkeur voor la véritable noblesse d’esprit et de coeur de ces femmes (cursivering van Proust; 758:18-19) leidt Charlus , die ‘de begrippen aristocratie, hoogheid van opvatting en kunst’ door elkaar lijkt te halen, niet alleen zichzelf om de tuin maar ook mensen als Marcels grootmoeder, die weliswaar niet geneigd is zich door het aristocratische vooroordeel van iemand die zich enkel om de stamboom bekommert te laten intimideren, maar die toch buigt voor adellijke status wanneer er een supériorité spirituelle (758:28) in het geding is, hetgeen bij M. de Charlus dus duidelijk het geval is.

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*