I:756-758
Ma
grand-mère fut enchantée de M. de Charlus (756:11). Maar
dat ze hem mag, kan natuurlijk niet los worden gezien van zijn status. In een
vrij ingewikkelde beschouwing over de verschillende manieren waarop je tegen
adel kunt aankijken, blijkt dat Marcels grootmoeder Charlus het préjugé aristocratique (756:36) vergeeft
omwille van zijn intelligentie en fijngevoeligheid als mens – ook al uiten die
zich in prétentions, sinon légitimes, du
moins pittoresques (736:29). Dat ‘pittoreske’ mag overigens gerust als
‘extravagant’ worden begrepen. Toch zijn de voorkeuren van Charlus ingegeven door
wereldse belangen, meer dan door een onvermengd schoonheidsideaal. Zo zullen quelques femmes de grande beauté et de rare
culture (757:32-33) vooral omwille van hun nombreuses réminiscences d’histoire et d’art (757:58), zeg maar hun
cultuurhistorische pedigree, zijn aandacht wegkapen. Met deze voorkeur voor la véritable noblesse d’esprit et de coeur de ces femmes (cursivering
van Proust; 758:18-19) leidt Charlus , die ‘de begrippen aristocratie, hoogheid
van opvatting en kunst’ door elkaar lijkt te halen, niet alleen zichzelf om de
tuin maar ook mensen als Marcels grootmoeder, die weliswaar niet geneigd is
zich door het aristocratische vooroordeel van iemand die zich enkel om de
stamboom bekommert te laten intimideren, maar die toch buigt voor adellijke
status wanneer er een supériorité spirituelle
(758:28) in het geding is, hetgeen bij M. de Charlus dus duidelijk het
geval is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten