een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

09 oktober 2018

geen verloren tijd (128)


II:152-161

Saint-Loup en Marcel gaan op restaurant. Marcel heeft de keuze van het etablissement laten beïnvloeden door het feit dat hij maître d’hôtel Aimé kent van diens werk tijdens de zomer in Balbec. Op die manier hoopt Marcel en communication avec Balbec te zijn, avoir réalisé sur place un peu du charme du voyage (153:27-28). We kennen Marcel al een tijdje als hoofdreiziger, ik bedoel: als een die vooral in zijn hoofd reist.

Op weg naar zijn afspraak met Saint-Loup, die van plan is zijn maîtresse mee te nemen (ook al zegt hij dat hij liever met Marcel alleen was uitgegaan, maar ja, ça lui fait tant de plaisir, et elle est si gentille pour moi, tu sais, je n’ai pu lui refuser (161:19-20)), loopt Marcel Legrandin tegen het lijf. Zijn oude mentor steekt niet onder stoelen of banken dat het hem steekt dat zijn pupil zijn heil zoekt in salons en zoete broodjes bakt met aristocraten: la Terreur a été bien coupable de ne pas leur couper le cou à tous (154:11-12). Zelf heeft Legrandin het meer voor afzondering en natuurbeleving. Hij is niet zo werelds: Je suis d’une autre planète (154:21). Hij belooft zijn laatste roman op te sturen, maar hij verwacht niet dat het volkse en ouderwetse daarin de gesofisticeerde genotzoekerij van zijn jonge vriend zal kunnen bevredigen.

Marcel spoort samen met Saint-Loup naar een buiten Parijs gelegen dorp, waar zij de maîtresse van Saint-Loup gaan oppikken. Proust gaat zich te buiten aan een extatische beschrijving van het landschap met bloeiende fruitbomen.

Niets, zo concludeert Marcel uit de manier waarop zijn vriend over zijn maîtresse praat, is voor Saint-Loup belangrijker: Je sentais que, seule, elle avait des racines dans son coeur (156:2-3). (Die racines haken mooi in de paragraaf over de kerselaars en perenbomen.) Toch koestert Saint-Loup niet de wens haar te huwen want hij beseft maar al te goed dat dat de beste manier is om haar te verliezen: un instinct pratique lui faisait sentir que, dès qu’elle n’aurait plus rien à attendre de lui, elle le quitterait (156:22-24). Hij houdt zelfs rekening met de mogelijkheid dat ze niet eens van hem houdt – en dat ze dus enkel op zijn centen en status uit is! Soms denkt Saint-Loup dat ze wél van hem houdt, maar dat is enkel te wijten aan la maladie générale appelée amour (156:27). Om zich toch maar van haar liefde, of belangstelling, voor hem te verzekeren, heeft Saint-Loup alvast een halssnoer van dertigduizend francs voor haar meegebracht.

Saint-Loup vraagt Marcel even op hem te wachten terwijl hij zijn vriendin gaat ophalen. Op die manier krijgt Marcel opnieuw de tijd om de in de tuinen in de buurt van haar huis bloesemende fruitbomen en jasmijnen te bewonderen. Ze doen hem aan Combray, het park van Swann en de Vivonne denken. En uiteraard aan alle clusters van herinneringen en sentimenten die daarmee samenhangen en die wij in de vorige boekdelen van de Recherche hebben leren kennen. Ja, die kerselaars en perelaars zijn als engelen: Gardiens de souvenirs de l’âge d’or, garants de la promesse que la réalité n’est pas ce qu’on croit, que la splendeur de la poésie, que l’éclat merveilleux de l’innocence peuvent y resplendir et pourront être la récompense que nous nous efforcerons de mériter (160:41-161:2).

Maar daar is Saint-Loup al, accompagné de sa maîtresse (157:41-42)! In het wicht herkent Marcel een vrouw die hij zelf in een bordeel heeft leren kennen. Ze doet hem denken aan ‘Rachel quand du seigneur’, een personage uit de opera La Juive van Halévy. (De thema’s prostitutie en jodendom komen hier op een vreemde manier samen.) Zij laat Marcel totaal onverschillig en maakt in zijn ogen Saint-Loups slaafse verliefdheid onbegrijpelijk: L’idée qu’on éprouvât une curiosité douloureuse à l’égard de sa vie me stupéfait (158:38-39). Waar Marcel zelf twintig francs voor haar veil had, daar zou Saint-Loup er een miljoen voor over hebben om haar te bezitten. Maar wat wil je: beiden zijn langs een totaal andere weg tot deze ‘Rachel quand du seigneur’ gekomen. Voor Marcel ging het om niet meer dan de economische transactie tussen een prostituee en haar klant; Saint-Loup heeft haar met zijn verbeelding tot hoogten opgestuwd waarop zij, op basis van haar kwaliteiten, in de ogen van Marcel zeker geen aanspraak kan maken. Toch, zo beseft Marcel, zou Saint-Loup geen afstand van haar doen indien hij zou weten wie zij werkelijk is. Marcel besluit dan ook dat in vergelijking met de geringheid van deze cocotte (in zijn ogen), la puissance de l’imagination humaine, l’illusion sur laquelle reposaient les douleurs de l’amour (160:27-29) bijzonder groot is.

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*