een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

05 juni 2013

geen verloren tijd (71)

I:621-627

Mme Swann deelt Marcel mee dat Gilberte haar heeft verzocht om hem voor de lunch van overmorgen uit te nodigen. Maar Marcel volhardt in zijn verzet: hij gaat op deze uitnodiging niet in, hij heeft zich intussen gehecht à l’absence d’émotions et de souffrances (621:23). Het is een wrede logica waaraan hij nu gevolg geeft: Ce qu’on recule maintenant de jour en jour, ce n’est plus la fin de l’intolérable anxiété causée par la séparation, c’est le recommencement redouté d’émotions sans issue. (621:34-37) Het onvermijdelijke gedonder dat met de liefde, of met het heropnemen daarvan, gepaard gaat, is afschrikwekkender dan de relatieve rust van de periode zonder liefde, en dus zonder gedonder. Die periode kan dan worden gevuld met zoetgevooisde dagdromen en herinneringen aan de liefde, aan een tijd waarin die nog niet door gedonder werd verstoord. Die herinneringen vervagen, er treedt vergetelheid in en een vorm van berusting (résignation (622:21)). Die berusting schenkt de kracht die nodig is om het verdriet om de verloren liefde te boven te komen. Cirkelredeneringen en sofismen alom, zegt mijn intuïtie.

Maar het kan gebeuren dat alle inspanningen om afstand te doen van de liefde plots worden opgegeven. En zo gebeurt het dat Marcel dan toch eens instemt in een ontmoeting met Gilberte. Een dag scheidt hem nog van dat weerzien. Hij besluit dat hij voortaan Gilberte als zijn minnares zal beschouwen en dat hij haar wil overladen met dure cadeaus. Hij verkoopt een dure vaas, net zoals de canapé die in een bordeel is beland een onderdeel van de erfenis van tante Léonie; hij krijgt er tienduizend francs voor in plaats van de verhoopte duizend! Maar op weg naar de Swanns ziet hij Gilberte naast een jongeman over de Champs-Elysées wandelen. Marcel kan de jongeman niet herkennen. Daar staat hij nu met zijn tienduizend francs! Hij beseft dat hij nooit zou geweten hebben dat Gilberte met een andere jongen gaat wandelen als hij niet die vaas was gaan verkopen. Ainsi un même fait porte des rameaux opposites et le malheur qu’il engendre annule le bonheur qu’il avait causé (624:20-22), besluit Proust gevoelswetenschappelijk. Maar hij voegt er meteen filosofisch aan toe dat het geluk à la limite nooit bereikt wordt. Als de omstandigheden niet tegenzitten, en het geluk toch kan worden bereikt, zal altijd blijken dat het tijdelijk is: uiteindelijk zet de tegenspoed toch door, zij het dan geïnterioriseerd, op het psychologische vlak. Het geluk wordt uitgehold en tenietgedaan. Dat ligt in onze natuur: la nature transporte la lutte du dehors au dedans et fait peu à peu changer assez notre coeur pour qu’il désire autre chose que ce qu’il va posséder (624:36-39). Het gras is altijd groener aan de andere kant. Zoiets. En zo kan worden gesteld: le bonheur ne peut jamais avoir lieu (624:35), ja Proust heeft het zelfs over l’impossibilité psychologique du bonheur (625:5)!

Wat nu aangevangen met die tienduizend francs? Marcel geeft ze nog sneller uit dan wanneer hij Gilberte elke dag zou hebben verwend met dure bloemen: je ne pouvais rester chez moi et allais pleurer dans les bras de femmes que je n’aimais pas (625:11-13)! Om zijn verdriet niet heviger te maken dan het al is, besluit Marcel nu ook zijn bezoekjes aan Gilbertes moeder te staken. En tegelijk zoekt hij toch alweer troost in zijn verbeelding van een toekomstige verzoening met Gilberte – liever dat in elk geval dan zich telkens opnieuw dat pijnlijke beeld van Gilberte, zij aan zij wandelend met die jongeman, voor de geest te moeten halen. Ook dat is een sofisme natuurlijk, een rad dat Marcel zichzelf voor de ogen draait want: om dat toekomstbeeld te verzinnen, moet hij inspiratie putten uit het verleden: Il est vrai que cette force que l’imagination dirigeait vers l’avenir, elle la puisait malgré tout dans le passé. (626:22-24) Het verleden is dus nog lang niet dood; J’aimais toujours celle qu’il est vrai que je croyais détester. (626:29-30)

En zo komt het dat Marcel zich afsluit voor nieuwe ontwikkelingen in het heden. Hij slaat elke uitnodiging af, ook deze voor feestjes waarop de dan nog jonge Albertine ook aanwezig is – maar dat weet Marcel nog niet. Hier neemt Proust even een ‘hoger’ standpunt in, een van waaruit hij zijn hele constructie kan overzien: Les différentes périodes de notre vie se chevauchent l’une dans l’autre. (626:37-38) Door nog bezig te zijn met het verwerken van het verleden, ziet men niet tijdig, of vroeger, de redding die zich in de toekomst zal aandienen – waardoor het huidige verdriet zou zijn bekort. En vanop een nóg hoger, filosofisch, standpunt voegt hij daar aan toe dat ook die redding wel weer voor verdriet zal zorgen. Want inderdaad: geluk is psychologisch onmogelijk!

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*