De in de Pléiade-editie slechts 44 bladzijden tellende tekst
Noms de pays: le nom is eigenlijk
meer een prelude op Autour de Mme Swann,
het eerste deel van À l’Ombre des jeunes
filles en fleurs, dan een epiloog
van het eerste grote deel, Du Côté de
chez Swann – zoals het, na Combray en
Un amour de Swann, wordt
gepresenteerd. Dat zal wel iets te maken hebben met de ingewikkelde
totstandkomingsgeschiedenis van de Recherche
(die ik graag overlaat aan de proustologen). Hoe dan ook, het is opvallend
hoe in die korte epiloog als in een notendop enkele belangrijke thema’s van het
vervolg worden aangekondigd, veeleer dan dat er wordt gereflecteerd op het
voorafgaande. De gebeurtenissen waarin Gilberte, Bergotte en Mme Swann een
hoofdrol spelen, komen hier allemaal al ter sprake. Ook de ideeën die in Autour de Mme Swann omstandiger zullen
worden uitgelegd, worden al een eerste keer aangeraakt: hoe verwachtingen
altijd te hooggespannen zijn; hoe de dingen en personen altijd met emoties,
vaak erotisch gekleurde emoties, worden bezet (bezield of geanimeerd); hoe de
herinnering uiteindelijk altijd échter blijkt, en in elk geval duurzamer, dan
de werkelijkheid ooit is geweest.
Hoe verder ik in de Recherche
vorder – het is bijna ontstellend, en tegelijk ook geruststellend, te
moeten vaststellen dat ik, nu ik Autour
de Mme Swann heb gelezen, plusminus een vijfde achter de kiezen heb – hoe meer
ik ervan overtuigd ben dat Proust zich van stiel vergist heeft. Ik weet dat dit
een beetje provocatief klinkt maar ik bedoel het niet oneerbiedig want ik ben
uiteraard vol bewondering voor Prousts weergaloze taal en stijl en ambitie.
Maar Proust lijkt mij in de eerste plaats een filosoof, een schrijver van
filosofische bellettrie. Proust had eigenlijk een uitgewerkte kunstfilosofie
moeten schrijven. Hij schreef de Recherche
– ook niet mis en als hij dat waanzinnige project werkelijk helemaal tot het
eind had kunnen voeren (en daarbij het overzicht had kunnen bewaren), zou het
pas echt een bovenmenselijke prestatie geworden zijn – maar hij had wellicht
beter een esthetica geschreven, een kunstfilosofie: om daarin uit te leggen hoe
de moderne mens zijn leven vanuit het persoonlijke gevoel en de (herinnering
aan) doorleefde ervaringen met betekenissen aankleedt en zin probeert te geven.
Zoiets.
Autour de Mme Swann
kun je, zoals de andere boeken van de Recherche
en zoals alle goede boeken, op verschillende manieren lezen. ‘Voor het verhaal’
is veruit de minst interessante manier. Want, ochgot, wat gebeurt er eigenlijk
in die 230 bladzijden? Marcel – zoals ik gemakshalve de verteller noem – ontloopt,
door voor het schrijverschap te kiezen, de diplomatieke carrière waartoe zijn
vader hem had voorbestemd. Marcel gaat naar het toneel en Marcel wordt ziek. Marcel
forceert zich een toegang tot het huis van Mme Swann en gaat daar vaak op
bezoek. Marcel heeft een tijdje een – licht erotisch geladen – vriendschap met Mme
Swanns dochter Gilberte en geraakt daar maar zeer moeizaam van los. Marcel gaat
naar de hoeren. Marcel leert dat herinneringen aan poëtische momenten duurzamer
zijn dan herinneringen aan momenten waarop het hart bloedt. Op die troostrijke
gedachte overigens is het Autour de Mme
Swann eindigt.
Maar er is veel
meer dan alleen maar het verhaal. Nu ja, het is niet eens een verhaal; het is
een aaneenschakeling van een paar weinig spectaculaire handelingen.
In Autour de Mme Swann
presenteert Proust een sociologie van een nog gedifferentieerde klassenmaatschappij
en een inventaris van de door hypocrisie, pluimstrijkerij en opportunisme
gedomineerde omgangsvormen daarin. (Die klassemaatschappij beleeft haar nadagen,
zo blijkt uit de slotparagraaf waarin Proust vanuit een niet nader omschreven –
wellicht naoorlogse – toekomst terugblikt.) In Autour de Mme Swann kaart Proust met wellustige ironie en bij
momenten zeer humoristisch het gemak aan waarmee de waarheid wordt geslachtofferd
op het altaar van sociale status en prestige. In huize Swann treft Proust – via
zijn ‘held’ Marcel – hiervoor een ideaal laboratorium want door zijn huwelijk met
de cocotte Odette heeft Charles Swann, verblind door de liefde, aan status
ingeleverd. Het spreekt voor zich dat zijn transgressie van de sociale
scheidslijn tussen – in dit geval – de bloedadel en de bourgeoisie behoorlijk
wat onrust veroorzaakt in de omgeving. Karaktereigenschappen en omgangsvormen die
in de ene sociale laag deugdelijk zijn, zijn het in de andere niet – bij promotie
of degradatie kun je daar maar beter rekening mee houden. Hoe dan ook is, in
alle lagen, de leugenachtigheid die alle boodschappen doordrenkt constant: er
is altijd een onderscheid tussen de inhoudelijke, eventueel verifieerbare
boodschap en de intentie, de bedoeling. Ook de handelingen zijn niet gespeend
van hypocrisie. Zo worden bijvoorbeeld de salons
gefrequenteerd allerminst omdat daar interessante gesprekken worden gevoerd –
Proust is een meester in het evoceren van onbenullige gesprekken – maar omdat
het belangrijk kan zijn om toegelaten te worden tot een hoger gekwoteerd salon.
Op die manier ontstaat een soort van economie van de status, waarbij een (frequentie
van) aanwezigheid of een verontschuldiging voor een of andere salonbijeenkomst
als pasmunt fungeert in de meedogenloze en zeer concurrentiegevoelige rush naar
hoger aanzien.
Uiteraard spelen mode en smaak in dit sociale spel een
belangrijke rol. Je kunt maar beter niet goed vinden wat iemand die op de
sociale ladder een lagere sport inneemt wel goed vindt – en vice versa. Interieurs,
kleding, omgangsvormen op de promenades in het Bois de Boulogne (waar het zien
en gezien worden uiteraard veel belangrijker zijn dat de lichaamsbeweging of de
frisse lucht): al die materiële zaken vormen samen een ingewikkelde semantiek
van prestige en aanzien. Proust analyseert het allemaal genadeloos en met een grote
kennis van zaken.
Bovenal biedt Autour
de Mme Swann een dissectie van de liefde – en zoals dat met dissecties
gaat: van het studieobject blijft weinig heel.
Liefde, en zeker verliefdheid, is een ziekte waarvan je moet
genezen. Of toch minstens moet proberen tijdelijk
te genezen want liefde is een steeds terugkerende kwaal. Dat is zowat de
grondtoon – geen wonder dat Proust herhaaldelijk metaforen betrekt uit de
medische wetenschap en de farmaceutiek. De verliefde fokt zichzelf zodanig op
met geïdealiseerde voorstellingen van het geliefde ‘object’ dat het wel niet
anders kan dan op een teleurstelling uitlopen. Liefde is een puur subjectieve
aangelegenheid: de verliefde creëert een fictief personage dat louter en alleen
in de naam dezelfde is als het geliefde ‘object’. Let wel, het gaat niet in de
eerste plaats, laat staan uitsluitend, om een seksueel verlangen: seks lijkt
bij Proust niet veel meer dan een bewustzijnsvernauwende fysiologische kramp,
een spanning die in de ontlading de noodzakelijke voorwaarde vindt op opnieuw
met ruimere blik de werkelijkheid tegemoet te treden. Het stelt allemaal niet veel
voor, de partners bij wie deze ont-spanning kan worden verkregen zijn
verwisselbaar. De schier achteloze passages die Proust aan prostitutie wijdt,
maken dit overduidelijk.
Neen, het gaat over liefde.
Amour. Daar ging het al over in Un Amour de Swann, waar de liefde vooral
door jaloezie leek te worden aangedreven. (Nu zien we dat Charles Swann,
getrouwd en wel met de Odette die zijn hart zo op hol deed slaan, over de
seksuele verblinding (volupté) heen
is, er een maîtresse op na houdt, en zelfs helemaal niet meer geïnteresseerd is
in wat Odette daarvan denkt. En hij ziet ook niet bepaald nauwlettend toe op de
manier waarop zij de mannen rond haar vinger draait.) In Autour de Mme Swann gaat het niet om jaloezie, neen, hier wordt de
liefde veeleer in haar tragische aspect belicht. De verliefde zoekt in zijn ‘object’
altijd méér dan wat zich aandient – en hij verlangt meteen naar dit méér.
Daardoor wordt zijn verliefdheid vertroebeld. Liefde is nooit zuiver. De
vervulling is hoe dan ook altijd precair. Het genot kan tijdelijk het lijden om
die precariteit compenseren – maar het genot is per definitie tijdelijk.
Wanneer het genot, lees de seksuele vervulling, is uitgewerkt, wordt de liefde
een wrede aangelegenheid (atroce).
Autour de Mme Swann is,
ver voorbij het verhaal, de sociografie en de kijk op het mechaniek van de
liefde, vooral een raamwerk waarin Proust een wereldvisie, een visie verraadt
op het leven, waarvan alle facetten en elementen op een duizelingwekkende
manier aan het schuiven gaan, waarin niets nog vastligt, waarin de mens, als
pover en – inderdaad – ziek individu, eenzaam en hulpbehoevend en hunkerend
naar een moederlijke avondkus, overgeleverd is aan de immense taak om zin te
vinden en de dood te aanvaarden. Niet de feitelijke dood, in de zin van het
levenseinde, maar de dood die binnensluipt in ons dagelijkse streven, in alles
wat we een belang toedichten omdat dat belang altijd tijdelijk blijkt: de
intensiteit waarmee we onze doelen aanvankelijk bezetten, wordt ondermijnd door
verzadiging, gewoonte, sleur, walg, het vergeten.
Hoe kan het individu zich nu bevrijden uit deze helse
rondgang van verlangen naar vervulling en teleurstelling? Proust is hierover
duidelijk: door onverschillig te worden. Of: te kiezen voor berusting (résignation). Beter dan zich in die
cirkel van onvervulbaarheid en zich steeds herhalende tijdelijkheid te begeven,
kan men zich overgeven aan de herinneringen
aan een nog niet bezoedelde, paradijselijke liefde.
Op deze manier krijgen wij, vanuit het werk zelf, een
inzicht in wat Proust, schrijvende aan de Recherche,
eigenlijk doet: hij heeft het uitzichtloze rondrennen in het rad van de
opeenvolgende verliefdheden achter zich gelaten, is geresigneerd, en laaft zich
aan de met behulp van de verbeelding aangedikte en op smaak gebrachte
herinneringen aan een paradijselijk verleden, un merveilleux âge d’or. Uiteraard dienen we hierbij te bedenken
dat Proust een homoseksueel was, en dat hij daardoor in zijn tijd bijna per
definitie met onvervulbaarheid af te rekenen kreeg. Met onuitspreekbaarheid
ook; de liefdes van ‘Marcel’ zijn heteroseksueel – al is er hier en daar wel
een problematisering van het gender, bijvoorbeeld wanneer Marcel droomt van een
jongen, die dan Gilberte blijkt te zijn.
De Recherche in
het algemeen, en Autour de Mme Swann in
het bijzonder, brengt een demasqué van ongeveer alles wat in het ‘gewone leven’,
vóór de resignatie, belangrijk werd geacht. Het sociale leven wordt gekenmerkt
door leugenachtigheid en opportunisme. Esthetische voorkeuren zijn sociaal
bepaald. En liefdes blijven nooit duren. Op een dag is de fascinatie weg. Dan
rest enkel de herinnering, niet deze die kan worden opgeroepen op commando van
één-twee-drie, maar de herinnering die je ongevraagd en onwillekeurig overvalt,
la mémoire involontaire die,omdat ze
zo onverhoeds is, zo krachtig is dat ze je meesleurt naar een vorige levensfase
waarin het geluk nog onbezoedeld en onverwelkt was. In Autour de Mme Swann komt dit proustiaanse madeleinemechaniek ook
voor, en wel in de vorm van de weeë geur die Marcel opsnuift in een openbaar
toilet op de Champs-Elysées en waardoor hij wordt meegevoerd naar het Combray
van zijn kindertijd, waar diezelfde muffe geur van schimmel in het huis van oom
Adolphe die hele, verloren gewaande, wereld van zorgeloosheid, zomerse
wandelingen en ontluikende erotiek representeerde. Aan die herinnering is een
gevoel van groot en evident geluk verbonden.
Dit soort ervaringen, dat is waar het in het leven écht om
draait. Zelfs een muffe geur in een beschimmelde wc kan tot hogere toppen
leiden dan de meest verheven gedachtegang. Maar je moet bereid zijn dit te
ondergaan want dergelijke ervaringen kun je niet afdwingen. Je moet, om de
werkelijkheid verdraaglijk te houden,
bereid zijn je uit te leveren aan een soort van genade, ook al gaat het tegen
elke logica in: Nous sommes tous obligés,
pour rendre la réalité supportable, d’entretenir en nous quelques petites
folies (591:37-39).
Is dit een minimalistisch programma? Zeker en vast. Maar het
kan genoeg zijn: seks, schilderkunst, muziek, kunst en kunstreizen, er zijn
genoeg bronnen van genot en zingeving om een leven te vullen, hoe
gedesillusioneerd men ook moge zijn. Want inderdaad: het geluk is een
onmogelijk te bereiken doel. Na de vervulling wacht een nieuw verlangen. Het
geluk om de vervulling is altijd tijdelijk, ja, geluk is een impossibilité psychologique (625:5). Je
kunt daar om treuren, maar weet dan dat ook die pijn tijdelijk zal zijn: la permanence et la durée ne sont promises à
rien, pas même à la douleur (631:1-3). En het goede nieuws is dat de goede
herinneringen, de herinneringen aan poëtische ervaringen, duurzamer zijn dan
die aan pijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten