een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

07 juni 2013

geen verloren tijd (73)

I:632-641

Er komt nog een reden bij om niet langer bij Mme Swann op visite te gaan: de poging Gilberte sneller te vergeten. De bezoeken zijn voor Marcel immers altijd verweven gebleven met zijn herinnering aan Gilberte. Hij moet ervoor zorgen dat nieuwe indrukken – des pensées, des intérêts, des passions (632:14-15) – waar Gilberte niets mee te maken heeft, zijn ziel kunnen vullen en zo zijn liefde voor Gilberte kunnen verdringen. Want op de gewone manier zal het niet lukken: door zijn dubbele, geveinsde, voorgewende gevoelens en de verwrongen uiting die hij daaraan heeft gegeven, kan hij noch voor- noch achteruit. Alles is nu ongeloofwaardig geworden. De ingebeelde verandering in hun relatie wordt, door erover te schrijven en – van haar kant – erover te zwijgen, werkelijkheid. De ingebeelde afstandname wordt – selffullfilling prophecy-gewijs – een reële afstand.

Het niet-meer-zien van Gilberte doet Marcel steeds minder pijn. Soms is er nog wel eens een sentimentele traan wanneer een flard uit het verleden tot in het heden doordringt, maar hij begint toch steeds meer spijt te hebben dat hij de lokroep van de liefde – voor een meisje dat hij nu aan het vergeten is – heeft laten prevaleren op de lokroep van Venetië en Firenze. Nuja, niet dat hij daar ooit zou geraakt zijn, gezien zijn zwakke gezondheid. Balbec vinden Marcels ouders voor hem een betere, een gezondere bestemming.
Marcel blijft nog wel even Mme Swann frequenteren. Ondanks de koude van een verlate winter heeft zij haar salon aangekleed met witte bloemen waarvan de geuren Marcel aan Combray doen denken – met als gevolg dat hij vaststelt dat deze geur risquait d’entretenir le peu qui subsistait de mon amour pour Gilberte (635:23-24). Daarom probeert hij hoe langer hoe meer weg te blijven bij Mme Swann. Toch probeert hij haar wel nog te ontmoeten op haar wandelingen op zondagvoormiddag in de buurt van de Arc de Triomphe. Zie, daar komt zij aangewandeld in een wolk van mauve, omlijst door een selecte hofhouding van stijve heren: zij is een wandelende, of beter: kuierende, ode aan de nieuwe lente. Marcel heeft een grote bewondering voor de frutseltjes en frulletjes van haar uitermate gesofistikeerde outfit. Geen golfsweaters, inderdaad, maar wel een zeer uitgekiend conglomeraat van stoffen en stiksels, een klaterende waterval van lintjes en knoopjes en minutieus geborduurde details – waarvan er een aantal zelfs aan het oog onttrokken blijven, comme ces sculptures gothiques d’une cathédrale dissimulées au revers d’une balustrade à quatre-vingt pieds de hauteur (638:15-17), waarmee we, via deze beschrijving van de kledij van Mme Swann, nog eens mee de toren inklimmen om, op het eind van dit deel van de Recherche, nog eens het hele landschap te kunnen overschouwen.

De manier waarop Mme Swann zich over straat beweegt – dat schrijdend kuieren, dat schijnbaar nonchalant maar in werkelijkheid zeer doordacht wandelen –, is natuurlijk ook weer de emanatie van een statusbevestigende sociale strategie. Mme Swann behoort tot een soort van tussenklasse: niet de hoge aristocratie van de faubourg Saint-Germain, maar toch in elk geval ver verheven boven de heffe des volks. Zij behoort tot een artistiekerige, meegaand geworden klasse van de rijken, een tussensoort die misschien – zegt Proust in retrospectief – niet meer bestaat. Het is een tussensoort die in die mate bereikbaar is voor de jongemannen die op hetzelfde moment, en beslist niet toevallig, op straat rondzwermen, dat ze zich kunnen afvragen of het wel gepast zou zijn Mme Swann beleefd te groeten. Ze doen het dan toch maar, wat bij het gevolg van Mme Swann un mouvement d’horlogerie losmaakt, la gesticulation de petits personnages salueurs qui n’étaient autres que l’entourage d’Odette (640:4-7). Een van die personages is Charles Swann. Hij licht zijn zijden avec une grâce souriante, apprise dans le faubourg Saint-Germain, mais à laquelle ne s’alliait plus l’indifférence qu’il aurait eue autrefois (640:8-10). Hautaine aristocratische onverschilligheid heeft bij Charles plaatsgemaakt voor een ergernis – omdat de jongemannen die Odette kennen zo slecht gekleed zijn – én een bewondering voor Odette – omdat ze zovéél jongemannen blijkt te kennen. Ook nu dus: sentiment mixte (640:15)!

Odette richt zich nog een laatste keer tot Marcel, ze vraagt of het nu echt af is tussen hem en Gilberte. Ze vindt het jammer, want hij oefende zegt ze, een goede invloed uit op haar dochter. Als hij haar maar niet in de steek laat.

Maar kijk, hun gesprekje wordt alweer onderbroken: prins Sagan wil haar groeten. Hij laat zijn paard front maken en produceert un grand salut théâtral et comme allégorique, où s’amplifiait toute la chevaleresque courtoisie du grand seigneur inclinant son respect devant la Femme, fût-elle incarnée en une femme que sa mère ou sa soeur ne pourraient pas fréquenter (640:32-36).

Aan deze momenten zal Marcel later, wanneer hij Gilberte al lang zal vergeten zijn, nog vaak terugdenken. Dat is mogelijk doordat la durée moyenne de la vie van les souvenirs des sensations poétiques langer is dan pour ceux des souffrances du coeur (641:2-4).



Op deze positieve noot eindigt Autour de Mme Swann, het eerste deel van A l’ombre des jeunes filles en fleurs.

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*