een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

04 juni 2012

geen verloren tijd (44)


I, 347-353

In een lange beschrijvende uitweiding over het ten gehore gebrachte muziekstuk dat Swann verhindert de plaat te poetsen, probeert Proust ons te overtuigen van de ‘realiteit’ van het zinnetje dat onze treurende Swann zo ontroerd, van de ‘Swann-zang’, zouden we kunnen stellen. Welk een leed moet er bij de componist, Vinteuil, niet achter hebben gezeten dat hij zoiets heeft kunnen maken? Dat hij in zijn muziek de vreugde én de smart van Swanns liefde voor Odette heeft kunnen veraanschouwelijken, en wel op een zo troostende manier dat meteen alle verdriet wordt gerelativeerd – ‘Qu’est-ce cela? tout cela n’est rien.’ (348:28) – doordat het lijkt te worden opgenomen in een kosmisch geheel dat al het aardse, waar uiteraard al die anderen die bij het concert aanwezig zijn, al dan niet gemonocled, overstijgt en waar zij geen besef van hebben? Hoe dat precies gebeurt, daar valt met de rede niet achter te komen. Muzikale motieven zijn als een soort ideeën, impénétrables à l’intelligence (349:18-19). Maar ze hebben wel een dermate sterk vermogen om in onze ziel – door toedoen van de componist – aansluiting te vinden bij de daar aanwezige emoties, dat ze beslist als evenwaardig kunnen beschouwd worden met les idées de l’intelligence (350:11). Eens gehoord en begrepen, blijven ze in ons aanwezig. We kunnen niet terugkeren naar de staat waarin we ze nog niet kenden. De verrijking die ze ons hebben bezorgd, raken we nooit meer kwijt. Ze zullen ons totderdood vergezellen. En, besluit Proust bevlogen, la mort avec elles a quelque chose de moins amer, de moins inglorieux, peut-être de moins probable (350:41-42). Muziek maakt onsterfelijk. En het gaat wel degelijk over instrumentale muziek: de woorden van een lied zouden maar afleiden van de essentie.

Swann voelt een verlangen om die componist, inconnu et sublime (348:31), te leren kennen: qu’avait pu être sa vie? au fond de quelles douleurs avait-il puisé cette force de dieu, cette puissance illimitée de créer? (348:32-34).

De ijle droomtoestand waarin Swann zich door toedoen van de muziek bevindt, wordt bruusk afgebroken door de comtesse de Monteriender, célèbre par ses naïvetés (353:5). Zij buigt zich, avant même que la sonate fût finie (353:6-7) naar hem toe om hem kond te doen van haar verrukking: zij vond de zojuist ondergane ervaring al even sterk als die keer bij de tables tournantes (353:14-15)! De betovering is verbroken, het muziekstuk ten einde!

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*