een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

18 juni 2012

geen verloren tijd (47)

I,372-382

Een keer sommeert Odette Swann om bij haar thuis ‘faire catleya’ (372:35). In volle actie hoort hij plots gerucht, als heeft ze iemand in de kast verstopt. Dat maakt haar woedend, ze gooit een vaas stuk, Et il resta incertain si elle n’avait pas caché quelqu’un dont elle avait voulu faire souffrir la jalousie ou allumer les sens. (373:5-8) Een andere keer gaat Swann naar een bordeel, in de hoop van de meisjes meer over Odette te vernemen. De ‘madam’ is verbaasd dat hij met de meisjes niet méér doet dan een praatje maken.
Het gezelschap van de Verdurins maakt, met onder meer Odette, een jaar lang een cruise op de Middellandse Zee. Swann doorstaat de langdurige afwezigheid van Odette rustig: het is alsof hij zich van haar los kan maken als ze ver uit de buurt is. Maar de Cottards keren vroeger terug en Swann ontmoet Mme Cottard in het Luxembourg. Zo verneemt hij, nadat ze eerst een obligaat praatje heeft gemaakt over een schilder die nu ‘hot’ is (ze vindt dat een portret een ressemblance agréable moet vertonen met de geportretteerde, surtout quand il coûte 10.000 francs (375:31-33)), dat Odette op reis voortdurend over hem praatte – en zeker niet op een voor hem nadelige wijze.
Mme Cottard versterkt zodoende de gevoelens van vriendschap en genegenheid die bij Swann, door Odettes langdurige afwezigheid, stilaan de sentiments maladifs (‘ziekelijke gevoelens’; 377:9) die hij voor haar koesterde aan het vervangen waren. Zijn liefde verzwakt: le sentiment qu’il éprouvait pour (Odette), n’étant plus mêlé de douleur, n’était plus guère de l’amour (377:2-3). Hij had altijd gedacht verliefd op haar te zullen blijven, maar kijk: voici qu’à l’affaiblissement de son amour correspondait simultanément un affaiblissement du désir de rester amoureux (377:25-27). De liefde van Swann krimpt niet meer als hij de namen hoort van Odettes vermoedelijke minnaars, namen die hem een tijd geleden nog als dolksteken troffen. Wanneer hij later het bewijs voor het grijpen krijgt dat Forcheville inderdaad Odettes minnaar was, doet het hem niets meer. En als hij probeert zich zijn hevige verliefdheid, waarvan hij het geleidelijke verdwijnen betreurt, nog eens voor de geest te halen, lukt het niet meer: il est si difficile d’être double et de se donner le spectacle véridique d’un sentiment qu’on a cessé de posséder (378:4-6).
Swann betreurt dat hij het precieze moment dat zijn liefde voor Odette definitief is ondergegaan niet kan lokaliseren – zoals de eerste kus traceerbaar blijft. Hij kan het dus niet nabeleven. Swann ziet Odette niet weer, tenzij nog één keer in een droom. Het gezelschap wandelt op en neer in een heuvellandschap naast de zee. Odette verdwijnt, samen met Marcels grootvader en Napoleon III: het is duidelijk dat die twee iets hebben. Swann moet het met lede ogen aanzien. Hij troost een jongeman in het gezelschap die duidelijk verdriet heeft om Odettes verdwijnen. Swann, de droomduider, beseft dat hij in zijn droom de twee personen is: Swann, die nu met Mme Verdurin moet verderstappen langs de zee, én de verdrietige jongeman. Zoals een romanschrijver, voegt Proust eraan toe, ook in staat is om zichzelf over meerdere personages uit te smeren. Wij moeten deze tip zeker ter harte nemen. En zo is Napoleon III in de droom natuurlijk niet Napoleon III maar Forcheville.
Heeft Proust kennis genomen van de dromenleer van Freud? Het zou kunnen, de Traumdeutung dateert van 1899. Feit is dat hij op deze bladzijden goed zijn best doet om de droommechanismen te evoceren: verschuivingen, samengetrokken personages, associaties, het in elkaar overgaan van geluiden in de buitenwereld en droomfeiten – zo valt de bel van de huisknecht samen met een galmende noodklok in Swanns droom.
Swann wordt gewekt door zijn huisknecht. De kapper is daar: Swann moet zich opmaken om naar Combray te gaan. Hij heeft er afgesproken met Marcels grootvader. Mme de Cambremer (Mme Legrandin) zal er ook zijn. De schoonheid van haar aangezicht, gecombineerd met die van het landschap dat hij al zo lang niet meer heeft gezien, hebben hem doen besluiten Parijs een paar dagen te verlaten.
Swann denkt na over zijn eerste ontmoeting met Mme de Cambremer, het was op de soiree bij Mme de Saint-Euverte, en over het feit dat je bij zo’n eerste ontmoeting nooit kunt overzien of en eventueel waarom het een belangrijke ontmoeting zal blijken te zijn. Zo was het ook geweest met de ontmoeting met Odette in de schouwburg. Hij had ook evengoed niet op die soiree kunnen geweest zijn – zou hij dan misschien ergens anders een andere belangrijke eerste ontmoeting hebben gehad? We zullen het nooit weten. En de samenhang (une sorte d’enchaînement nécessaire (381:39)) die het brein, moe van denken, probeert te leggen, is maar een samenhang, een van de vele mogelijke. Het brein, zoekend naar zin, noemt noodzaak en voorbeschiktheid wat in feite niet meer dan toeval is.
Een laatste keer keert Swann, terwijl hij zijn kapper vraagt zijn haar zodanig te doen que sa brosse ne se dérangeât pas en wagon (in de trein niet uit model zou geraken; 381:41-42), in gedachten terug naar Odette. En hij vraagt zich af hoe het mogelijk is geweest dat hij lange jaren wég is geweest van deze vrouw, ja zelfs zijn leven voor haar had willen geven en in elk geval zijn hevigste liefde heeft gevoeld pour une femme qui ne me plaisait pas, qui n’était pas mon genre! (382:13-14)


Hier eindigt Un amour de Swann, het tweede deel van het eerste boek van A la recherche du temps perdu.

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*