een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

04 augustus 2015

geen verloren tijd (92)


I:774-778

Nissim probeert het gesprek een andere wending te geven door aan Saint-Loup te zeggen dat hij diens vader, de Marquis de Marsantes, goed gekend heeft. Maar hij wordt weggelachen want hij heeft zich wel vaker aan grootspraak bezondigd. Toch is de aandacht van Saint-Loup gewekt, niet omdat Nissim zijn vader zou hebben gekend, maar omdat hij très curieux de la psychologie des menteurs (775:22-23) is. Na de uitbrander van Bloch sr. hult Nissim zich de rest van de maaltijd in stilzwijgen. Bloch sr. krijgt op die manier vrije baan om de show te stelen en pakt uit met zijn reactionaire politieke voorkeuren, maar ook met zijn vrijgevigheid: hij trakteert zijn zoon en diens twee vrienden op een opéra comique-voorstelling in het casino diezelfde avond. Maar eerst laat hij nog champagne aanrukken. Beide gestes bieden de begunstigden gelegenheid te over om zijn (joodse) krenterigheid te hekelen: de beloofde stallesplaatsen blijken slechts parterres te zijn, en de zogenaamde champagne is in werkelijkheid un petit vin mousseux (776:29).

Het snobisme van Bloch sr. wordt al helemaal aan de kaak gesteld wanneer hij het gezelschap uitnodigt een schilderij te bekijken dat hij elke zomer naar Balbec laat verhuizen omdat hij het zo mooi vindt. Hij beweert dat het een Rubens is. Maar waar staat de signatuur?, vraagt Saint-Loup langs zijn neus weg. O, die heb ik er laten afsnijden omdat het doek anders niet in de lijst paste, antwoordt Bloch sr., en hij voegt eraan toe dat het geen belang heeft omdat hij toch niet van plan is het schilderij te verkopen!

Bloch jr., die de gewoonte heeft zich op het potsierlijke af in homerische frasen uit te drukken (hij heeft het bijvoorbeeld niet over het ochtendgloren maar over de premières lueurs d’Eôs aux doigts de pourpre (777:8-9)), peilt op de terugweg nogal onbeschaamd naar de kennissen van Saint-Loup en Marcel. Eerst vraagt hij aan Saint-Loup wie het heerschap was ‘met dat deftige domme bakkes’ (une impayable bobine de gaga de la plus haute lignée (777:18-19)) in wiens gezelschap hij Saint-Loup op het strand heeft gezien. Het gaat om Charlus en Saint-Loup is helemaal niet gediend van Blochs opmerkingen. En bij Marcel informeert Bloch wie dan toch cette belle personne was in wier gezelschap hij Marcel ooit heeft gespot. Het gaat om Mme Swann, van wie Marcel zich herinnert dat zij zich de naam Bloch niet meer herinnerde. Maar het verbaast hem natuurlijk dat Bloch, over wie Mme Swann had gezegd dat hij zich aan haar had laten voorstellen, nu blijkbaar háár naam ook niet meer kent. Te meer omdat hij nu vertelt dat hij haar enkele dagen voordat hij haar in aanwezigheid van Marcel had gezien, in de trein had ontmoet en daar de si bons moments (778:10) met haar had doorgebracht. En nu had hij gehoopt dat Marcel hem haar adres zou geven, zodat hij de geneugten waarop die prettige ogenblikken blijkbaar uitzicht hadden gegeven, effectief zou kunnen smaken.

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*