een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

19 augustus 2015

geen verloren tijd (96)


I:808-819

Hoe staat het ondertussen met Marcels schrijversdroom? Wat doet hij met de aanmoediging die hij van Bergotte heeft meegekregen (geen verloren tijd 65) en die bestond uit de vaststelling dat hij, Marcel, gemaakt is pour goûter surtout les plaisirs de l’intelligence (808:29)? Vooralsnog slaagt hij er niet echt in om zich aan het schrijven te zetten, en hij kan er geen genoegen mee nemen dat de zin van het schrijven vooral zou gelegen zijn in het plezier dat met de activiteit van het schrijven gepaard gaat. Want, aldus Proust, het is niet omdat iets met tegenzin is geschreven, dat het daarom slecht moet zijn – waarmee hij ingaat tegen wat je hier als lezer verwacht te lezen, namelijk dat iets goed is wanneer het met plezier geschreven is. De toevoeging Peut-être certains chefs-d’oeuvre ont-ils été composés en bâillant (al geeuwend; 808:38-39) kan uiteraard als ironische maar zelfbewuste zelfspot worden gelezen. Oma en de dokter zeggen dat het met Marcels schrijversdroom allemaal wel in orde komt zodra hij opnieuw gezond zal zijn – en daarom doet hij zijn best de medische voorschriften te volgen. Dan alleen zal hij kunnen werken, want: ce n’est le désir de devenir célèbre, mais l’habitude d’être laborieux, qui nous permet de produire une oeuvre (815:2-4). Voor een uitje naar Rivebelle maakt Marcel evenwel graag een uitzondering. Ook als dat in slechte weersomstandigheden moet gebeuren en hij met zijn zwakke gestel dus riskeert een kou te vatten.

Het duurt wel even voor Marcel in de chaotische aanblik van het restaurant – waarin de tafels planeten zijn en de obers de daartussendoor wentelende satellieten – een harmonie ontwaart. Dat zal wel iets te maken hebben met de relatief – in vergelijking met zijn normale consumptiepatroon – grote hoeveelheden champagne, bier en port die hij hier tot zich neemt.

Voor de koffie begeven de gasten zich naar de glazen galerij die aan de tuin paalt, en daardoor kan het gebeuren dat sommige leden van een tafel zich van hun gezelschap losmaken en, ayant subi trop fortement l’attraction du dîner rival (813:43), zich even in een ander tafelgezelschap mengen, dat ze natuurlijk al de hele avond van op hun eigen planeet hebben zitten observeren en becommentariëren.

Marcels aandacht gaat uit naar de jonge jongens die als kelner fungeren, maar ook naar de vrouwen au fond desquelles me sollicitaient des perspectives de bonheur (812:1). Deze dames zijn in groter aantal aanwezig dan hij op zijn wandelingen of reizen op een heel jaar zou kunnen ontmoeten. Saint-Loup is in deze situatie een lichtend voorbeeld want hij kent, veronderstelt Marcel, alle vrouwen die in het restaurant aanwezig zijn. Die doen dan weer alsof ze hem, Saint-Loup, niet kennen. (De weergave van wat deze vrouwen onder elkaar bedisselen – wat zij van Saint-Loup vinden, hoe goed hij er wel uitziet etcetera – is door het spervuur van korte zinnetjes waarmee het is neergeschreven, als betrof het hier de weergave van een kakelgesprek in het hoenderhok, hilarisch.)

Hoe zou het zijn, vraagt Marcel zich af, als je van elk van die vrouwen het verborgen deel van hun gelaat zou kennen, dat ze nu verstoppen sous l’indifference, pour lui (Saint-Loup) transparante (818:26-27). Uiteraard krijgt deze bedenking een seksuele bijklank, zeker omdat Marcel het heeft over hoe tussen het loshangende haar van deze vrouwen une bouche pâmée (‘in verrukking geopende mond’) et des yeux mi-clos (818:30-31) zichtbaar worden – en al helemaal omdat hij vervolgens vermeldt dat schilders, indien ze dergelijke trekken zouden schilderen, deze zouden bekleden d’une toile décente (818:33). Kende Proust L’Origine du monde van Gustave Courbet? Hoe dan ook, de aangezichten van de vrouwen die zich ooit voor Saint-Loup hebben geopend, blijven voor Marcel gesloten. Maar, zo houdt hij zichzelf voor: c’était déjà assez de savoir qu’ils s’ouvraient (818:37-38).

Drank, muziek, de aanblik van jeugdige schoonheid, kortom de hele ambiance van het restaurant van Rivebelle brengt Marcel in een toestand van bewustzijnsvernauwing: j’étais enfermé dans le présent. Dit doet hem zeggen: mon passé ne projetait plus devant moi cette ombre de lui-même que nous appelons notre avenir (815:15-19). Marcel is in die ambiance volledig ‘in het moment’. Zijn enige doel is in dat moment te blijven: j’étais collé à la sensation présente, n’ayant pas plus d’extension qu’elle ni d’autre but que de ne pas en être séparé (815:43-816:2). Marcel gaat volledig op in zijn ‘sublieme zelf’. In vergelijking daarmee lijkt alles maar schijn: zijn literaire ambities (die, zoals we weten, in grote mate met dat verleden te maken hebben), maar ook de bekoring die uitging van de meisjes op de boulevard.

Uiteraard is deze sensatie van in het moment zijn maar tijdelijk. Na de roes keert de werkelijkheid terug. Malheureusement le coefficient qui change ainsi les valeurs ne les change que dans cette heure d’ivresse. (816:32-34)

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*