een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

18 augustus 2015

geen verloren tijd (95)



I:798-808

Marcel keert terug naar het hotel. Hij gaat deze avond met Robert de Saint-Loup dineren in Rivebelle en zijn grootmoeder heeft hem opgedragen toch eerst een uurtje te rusten. Hij is inmiddels voldoende thuis in het hotel om langs een kortere weg, het open raam van de eetzaal, naar binnen te glippen. Nu het nog kan want les jours vinrent où je ne pouvais plus rentrer de la digue par la salle à manger: ses vitres n’étaient plus ouvertes, car il faisait nuit dehors (806:32-34). De directeur boezemt hem geen angst meer in. En ook ten aanzien van de liftboy laat hij nu alle verlegenheid varen. Het taalgebruik van de iet of wat vrijpostige liftboy verraadt een wijziging in de sociale verhoudingen tussen aristocratie, bourgeoisie en het prolétariat moderne (799:38). Een ‘livrei’ (livrée) heet nu een ‘uniform’ (tunique), een ‘loon’ (gages) een inkomen (traitement). Er is geen klasse meer, mijnheer! Zelfs het woord ‘dienstmeid’ (cuisinière), zoals het nog wordt gebezigd dans l’ancien langage bourgeois qui devrait bien être aboli (800:10-11), zal weldra niet meer kunnen; we hebben het nu over een ‘werkneemster’ (employée).

Marcel vraagt zich af waar de meisjes die hij op de boulevard heeft gezien wonen en wie zij zijn. Hij heeft op de boulevard een dame horen zeggen dat een van hen une amie de la petite Simonet (800:43-801:1) is. Door die eigennaam wordt de hele ervaring, en het verlangen om méér te weten, alleen maar intenser. Marcel lijkt niet te zullen kunnen rusten vooraleer hij meer weet over de familie Simonet – hij beeldt zich in dat Simonet het meisje is dat het meest naar hem heeft omgekeken...

Na even van het uitzicht op het landschap achter het hotel te hebben genoten, door een tijdelijk geopend raam op het eind van de gang, kijkt Marcel door het raam van zijn eigen kamer naar de boven de zee ondergaande zon. Een paar weken later is op datzelfde uur de zon al onder: de dagen worden korter, zoals ook de liftboy heeft opgemerkt (al was het dan vooral omdat hij naar het einde van het hoogseizoen verlangde): les jours baissent (799:28-29). Het roze van de streep hemel boven de zee en onder de nevellagen doet Marcel denken aan de zalm die hij straks in Rivebelle gaat eten. Tot echt diepe gedachten is hij overigens tijdens zijn siëste niet in staat, daarvoor is hij nog te zeer benomen door de herinnering aan de meisjes op de boulevard. Zijn denken was incapable de mettre de la profondeur derrière la couleur des choses (804:29-30) – hoezeer die kleuren ook veranderen, van minuut tot minuut maar ook in vergelijking met andere dagen waarop hij door het raam van zijn kamer naar de einder heeft gekeken. Bij deze observaties mijmert Marcel weg naar de werken van de impressionisten, meerbepaald hun voorliefde om het licht te vangen zoals het op verschillende momenten van de dag op eenzelfde object valt, en zelfs naar de maître de Chelsea (805:42), Whistler. Hij geniet van dit uur van verlangen naar het diner, straks in Rivebelle, want hij hoopt er in het restaurant een vrouw te zullen terugzien die, de vorige keer dat hij er was, avait paru me regarder (806:22).

Er wordt aangeklopt: Aimé komt brengen wat Marcel daarnet nog aan de liftboy vroeg: les dernières listes d’étrangers (802:14 en 806:40) – vreemd dat C.N. Lijsen het eerst vertaalt door ‘de laatste vreemdelingenlijst’ en daarna door ‘de laatste nummers van het plaatselijke nieuwsblad’. Enkele regels verderop staat voor diezelfde liste des étrangers (807:15) ‘gastenlijst’. Ik mag hopen dat Cornips en recentelijk Hofstede en De Haan deze fout hebben weggewerkt. Aimé geeft en passant zijn mening over Dreyfus, die volgens hem schuldig is – en hij zegt van un monsieur très lié dans l’état-major (806:43-807:1) te weten dat dit volgend voorjaar duidelijk zal blijken.

Op de gastenlijst prijkt de naam Simonet. Meteen is Marcel weer bij zijn meisjes van de boulevard. Hij neemt zich voor zich door Saint-Loup in contact te laten brengen met het meisje dat Simonet heet. Of zou kunnen heten, want niet eens dat is zeker. Alleen jammer dat Robert geen tijd zal hebben om zich naar behoren van deze taak te kwijten aangezien hij elke dag naar Doncières moet om aan zijn militaire verplichtingen tegemoet te komen. Om van zijn hulpvaardigheid te kunnen genieten, zal Marcel een beroep moeten doen op Roberts curiosité de naturaliste humain (807:34), op zijn mannelijk jagersinstinct dat hem naar élk vrouwelijk schoon doet hunkeren. Maar helaas zal, zo vreest Marcel, dit keer dit beroep geen doel treffen aangezien Robert te zeer in beslag genomen is door zijn gevoelens voor zijn maîtresse, de actrice.

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*