een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

02 mei 2013

geen verloren tijd (53)


I:438-451


Marcel herinnert zich het eerste diner dat de markies de Norpois bij hem thuis aanzat: het was in de tijd dat hij nog met Gilberte op de Champs-Elysées speelde, en hij herinnert zich de dag zeer goed want het was de dag dat hij eindelijk de actrice Berma Phèdre had zien vertolken. Marcel realiseerde zich tijdens het diner ook voor het eerst heel duidelijk combien les sentiments éveillés en moi par tout ce qui concernait Gilberte Swann et ses parents différaient de ceux que cette même famille faisait éprouver à n’importe quelle autre personne (438:40-43).

Het is op aanraden van Norpois dat Marcels vader, hoewel hij het tot dan toe altijd had geweigerd omdat hij het nutteloos vond, Marcel toestond om naar de toneelvoorstelling te gaan. En er is nog un point bien plus important (439:31-32) waarop Norpois ten gunste van Marcel ingrijpt. Marcels vader heeft Marcel altijd voorbestemd voor een carrière als diplomaat – wat Marcel niet ziet zitten omdat dan het gevaar bestaat dat hij als ambassadeur naar een hoofdstad wordt gestuurd waar Gilberte niet zou wonen. Maar de markies kan Marcels vader ervan overtuigen dat Marcel beter schrijver kan worden – ook al omdat hij niet zo hoog oploopt met diplomaten afkomstig uit de nieuwe standen: je kunt, comme écrivain, s’attirer autant de considération, exercer autant d’action et garder plus d’indépendance que dans les ambassades (440:2-5).

Marcels vader ziet meteen mogelijkheden voor zijn zoon. Hij suggereert hem een mooi stuk te schrijven, Norpois zal er dan wel voor zorgen dat het geplaatst wordt in de Revue des Deux Mondes. Maar Marcel kan natuurlijk niet maar op commando van één-twee-drie zo’n stuk schrijven. Hij troost zich met de gedachte dat hij nu spoedig Berma zal zien, en niet in een tweederangsstuk maar in het meesterwerk Phèdre. En zo hoort het ook: als je hevig verlangt om een topkunstenaar aan het werk te zien, of een meesterwerk te zien, dan moet dat in de best mogelijke omstandigheden gebeuren. Bovendien kun je de prestaties van een acteur maar echt beoordelen in een stuk dat je al kent omdat je enkel dan kunt zien wat de acteur aan het stuk toevoegt. Er komt echter nog tegenwerking: de dokter waarschuwt ervoor dat Marcel wel eens ziek zou kunnen worden van het bijwonen van het toneelstuk. Dat lijkt Marcel onzin: zelfs al werd hij er ziek van, dan nog moet hij vast en zeker naar het toneel kunnen gaan – het gaat hem er om kennis te kunnen nemen van des vérités appartenant à un monde plus réel que celui où je vivais (442:37-38), een wereld waarin zoiets onbenulligs als ziekte of fysiek ongemak van nul en generlei tel is. Daarom blijft hij aandringen bij zijn ouders. Maar wanneer hij dan uiteindelijk toch de toestemming krijgt, begint hij opnieuw te twijfelen. Zal hij zijn ouders geen verdriet doen? En zal hij, mocht hij dan toch ziek worden, zoals de dokter voorspelt, wel op tijd genezen zijn om opnieuw naar de Champs-Elysées te kunnen trekken om er Gilberte het hof te maken? De aanblik van een affiche voor de uitvoering van Phèdre met Berma doet Marcel uiteindelijk – door al zijn concreetheid – de knoop doorhakken: hij is er klaar voor.

Hélas! Cette première matinée fut une grande déception. (445:9-10) Toevallig valt de dag van de matinee samen met de dag waarop Marcels vader commissie heeft en de markies de Norpois uitnodigt om te komen eten – waardoor Françoise druk in de weer is met een bijzonder gerecht en met de inkopen daarvoor; door dit alles lijkt de gebeurtenis van Marcels matinee minder aandacht te zullen krijgen dan normaal gezien zou kunnen worden verwacht.

Alles wat aan de verschijning van Berma op het toneel voorafgaat – het wachten in het parkje voor het theater, het naar binnen gaan, het voorstuk, de pauze, de driedubbele tik die de zaal moet doen verstommen en de eerste scènes waarin Phèdre nog geen rol te spelen heeft – lijkt nog niet op een desillusie te wijzen. Maar wanneer dan uiteindelijk Berma verschijnt, ontgoochelt zij Marcel: tout mon plaisir avait cessé; j’avais beau tendre vers la Berma mes yeux, mes oreilles, mon esprit, pour ne pas laisser échapper une miette des raisons qu’elle me donnerait de l’admirer, je ne parvenais pas à en receuillir une seule (449:1-5). De gebeurtenissen op het toneel voltrekken zich voor Marcel te snel: hij zou willen stilstaan bij een gebaar of een woord, maar het is alweer voorbij. Hij vraagt zijn grootmoeder, die hem vergezelt, of hij haar toneelkijker mag gebruiken maar ook dit instrument brengt geen soelaas; het komt alleen maar als een bijkomend obstakel tussen de jonge waarnemer en de werkelijkheid te staan.

Pas wanneer de andere toehoorders applaudisseren, begint Marcel – toch een beetje conformistisch! – iets van appreciatie te gevoelen. Het komt hem voor dat het publiek op een onverklaarbare manier op het juiste moment juicht, en ook dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen zijn eigen hardnekkig applaudisseren en het nóg beter spelen van Berma: au fur et à mesure que j’applaudissais, il me semblait que la Berma avait mieux joué (450:42-43). Uiteindelijk heeft Marcel van het spektakel toch nog zo genoten, dat hij ternauwernood in staat is om cette vie de théâtre qui pendant quelques heures avait été la mienne (451:13-14) achter zich te laten – hij slaagt daar maar in doordat hij weet dat hem thuis de commentaren van de markies de Norpois wachten, de man aan wie hij de toelating om naar het theater te gaan te danken heeft.

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*