een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

13 mei 2013

geen verloren tijd (60)


I:503-513

Marcel heeft zich dus eindelijk een toegang kunnen forceren tot het privédomein van Gilberte. Wanneer haar ouders hem in het immense trapportaal kruisen – op zijn weg naar Gilberte, nadat hij door een lakei is binnengelaten – groeten ze hem en ze spreken daarbij de t niet uit (Commen allez-vous (504:12)). Dit doet natuurlijk denken aan de al even eigenzinnige en nuffige manier waarop Gilberte haar t’s schrijft. In dat trapportaal valt de immense houten trap op. Volgens Marcel moet het een antieke trap zijn, en zo vertelt hij het ook aan zijn ouders want hij wil hen hetzelfde ontzag inboezemen dat ook hem bevangt. (Al vermoedt hij dat de trap in werkelijkheid helemaal niet zo oud is – hetgeen wordt bevestigd door wat zijn vader zegt: het appartement van de Swanns is van vrij recente datum, en dus die trap ook. Marcels vader haalt trouwens de hele Swann-entourage enigszins naar beneden door te stellen dat hij ooit had overwogen om ook zijn intrek te nemen in zo’n huis, maar dat hij het niet had gedaan, ne les trouvant pas commodes et l’entrée pas assez claire (506:2-3). Marcel verwerpt deze gedachte, die een te grote smet werpt op het prestige des Swann (506:5).)

Marcel mag nu bij Gilberte op theevisite komen, en hij wordt daar telkens voor uitgenodigd door middel van een steeds wisselend kaartje. Na verloop van tijd komt dan hetzelfde kaarttype terug, Gilberte volgt duidelijk een bepaald patroon waarbij zij elk van haar invités een zo groot mogelijke variatie lijkt te willen aanbieden. Net zo is de theeceremonie tot in de puntjes vastgelegd, terwijl Gilberte ook daarin een eigen toets lijkt te kunnen aanbrengen door iedere keer te doen alsof haar gasten een eigen inbreng kunnen hebben: wat zouden jullie ervan zeggen als we ons eens aan de thee begaven? Prousts vergelijking met Kant is geestig: cet ensemble inchangeable et réglé semblait, comme l’univers nécessaire de Kant, suspendu à un acte suprême de liberté (506:18-20).

Binnen wacht steevast een immense chocoladetaart. Samen met de talloze koppen thee die Marcel erbij krijgt opgediend, staat deze garant voor spijsverteringsproblemen en slapeloze nachten. Zodat zijn moeder altijd moet zeggen: ‘C’est ennuyeux, cet enfant ne peut aller chez les Swann sans rentrer malade.’ (507:8-9)

Wanneer hij samen met Gilberte door de vensters, die ooit voor hem vijandig blikkerende, gesloten spiegels waren in de wand van een oninneembare vesting, naar buiten kijkt, naar de gasten die aankomen voor Mme Swann, raakt zij met haar vlechten zijn wangen aan. Marcel is in de zevende hemel.

Soms valt Mme Swann binnen, en dan spreekt ze op dat ‘behaagziek dwingende’ toontje dat ze van Mme Verdurin heeft overgenomen. Zij informeert naar Marcels ‘nurse’, waarmee zij Françoise bedoelt. Marcel heeft zich altijd voor Françoise geschaamd, maar nu blijkt het net Françoise te zijn die de Swanns voor hem heeft ingenomen. Aussitôt je changeai entièrement d’avis sur Françoise. (508:34-35)

De toegang – onverhoopt verkregen – tot Gilbertes domein opent alweer een andere toegang tot een nog hogere, ‘bovennatuurlijke’ ruimte: Le royaume dans lequel j’étais accueilli était contenu lui-même dans un plus mystérieux encore où Swann et sa femme menaient leur vie surnaturelle (509:5-8). Soms, wanneer Gilberte zelf niet thuis is, wordt hij tot bij Swann of Mme Swann geroepen. Terwijl hij er adviezen met betrekking tot Gilbertes opvoeding aanhoort, wordt hij als het ware bedwelmd door de met kunstwerken volgestouwde interieurs. Hij kan er niet van genieten, zo overdonderd is hij. Hoewel, de voorwerpen stralen er toch een sentiment particulier, triste et voluptueux (510:18) uit. Dit samengaan van weelde en tristesse lijkt cruciaal – maar op welke manier?

Mme Swann praat hoogstbekakt. Zij bezigt te pas en te onpas de uitdrukkingen van aanzienlijke zowel als van onaanzienlijke personen. De eerste soort uit statusverhogend conformisme, de tweede uit een vorm van ironisch dedain.

Wanneer M. Swann thuiskomt, beklaagt hij zijn vrouw omdat ze zoveel visite moet ontvangen. Kijk, nu is ook nog Madame Bontemps bij haar, la femme du chef de cabinet du ministre des Travaux publics (511:33-34). De relaties van Madame Bontemps raken op een ingewikkelde manier aan Albertine, die een paar klassen lager zat dan Gilberte, en van wie Gilberte zegt dat ze vast en zeker ooit très ‘fast’ zal worden, mais en attendant elle a une drôle de touche (512:36-37). Dit is de eerste vermelding van Albertine, die in de Recherche nog zeer vaak ter sprake zal worden gebracht.

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*