een lectuur van

A LA RECHERCHE DU TEMPS PERDU

van Marcel Proust


(ik gebruik de Pléiade-editie van 1954, toen nog driedelig - zoals een maatpak)

07 mei 2013

geen verloren tijd (57)


I:480-486

Vader leest de avondkrant. Daarin staat een artikel over de Phèdre-voorstelling. De prestatie van Berma wordt beoordeeld in lyrische bewoordingen: la plus pure et la plus haute manifestation d’art à laquelle de notre temps il ait été donné d’assister (480:40-42). Marcel, die niet helemaal overtuigd was van de voorstelling, roept uit Quelle grande artiste! (481:4-5), maar voelt zich meteen een beetje onoprecht. Hij probeert meteen die onoprechtheid weg te redeneren: is het niet zo dat men in een esthetisch oordeel altijd beïnvloed wordt door iets, iets groters of subliemers, waarover het in dat oordeel niet gaat? Zo kan een schrijver, oordelend over een minderwaardige eigen zin, in die zin iets van het sublieme van een thema van Beethoven naar de eigen zin overhevelen en deze alsnog goed vinden. Of zo kunnen reizigers na een reis vol ongemakken terugkeren met een stapel mooie herinneringen – alleen maar omdat anderen dat van hen verwachten. Vele oordelen zijn onoprecht, meent Marcel. Maar ze worden altijd ingekleurd door ideeën die errond cirkelen, die in zekere zin andere belangen dienen: dans la vie commun que mènent les idées au sein de notre esprit, il est une seule de celles qui nous rendent le plus heureux qui n’ait été d’abord, en véritable parasite, demander à une idée étrangère et voisine le meilleur de la force qui lui manquait (481:31-35). Geen gemakkelijke gedachte om te verwoorden, maar wel een waarin veel waarheid steekt: elk oordeel laat zich voeden door oneigenlijke ideeën, die stammen uit een veld waarover het in dat oordeel niet gaat en die op dat oordeel parasiteren. Geen enkel denkbeeld is onvermengd, ook al wordt het meestal als dusdanig voorgesteld.

De overgang naar de volgende passus verloopt wat bruusk. Opeens heeft vader het over het feit dat Marcel met zijn literaire preoccupaties een carrière als diplomaat lijkt te zullen mislopen – tot groot verdriet van zijn moeder, overigens. Hij is nu geen kind meer, aldus vader, en dus groot genoeg om zelf te beslissen wat hem in dit leven gelukkig zal maken. En hij voegt er nog aan toe: il est peu probable qu’il change (482:2). Je zou denken dat Marcel blij is met deze uitspraken, maar het omgekeerde is waar: ze kwetsen hem op tweeërlei wijze. Ten eerste is blijkbaar, als het niet waarschijnlijk is dat hij nog zal veranderen, het leven al begonnen – alors que chaque jour je me considérais comme sur le seuil de ma vie encore intacte et qui ne débuterait que le lendemain matin (482:21-23). En ten tweede – een conclusie die eigenlijk een variant is op de eerste – beseft Marcel dat hij onderworpen is aan de wetten van de tijd en bijgevolg ook aan de weemoed die hem overvalt wanneer hij ziet wat de tijd doet met de personages van de romans die hij graag leest: je n’étais pas situé en dehors du Temps, mais soumis à ses lois, tout comme ces personnages de roman qui, à cause de cela, me jetaient dans une telle tristesse quand je lisait leur vie (482:27-30).

Marcels ouders kaarten na over het bezoek van de markies de Norpois. Ze vinden vooral de manier grappig waarop Norpois zei dat de meeste bezoekers van Mme Swann van het mannelijk geslacht zijn. Aan Françoise worden de complimenten van de markies overgebracht. Haar behandeling van de gelei waarin zij de boeuf serveerde, als betrof het marmerblokken uit Carrara die zij op de wijze van Leonardo da Vinci had uitgehouwen, was bijzonder goed in de smaak gevallen. Zij is zeer verguld met de lof. Zij vindt zelf ook wel, in alle keukenprinsesbescheidenheid, dat haar kookkunsten die van de beste restaurants overtreffen. Zij het dat zij voor het Café Anglais nog een uitzondering wil maken.

Geen opmerkingen:

geen verloren tijd


*